Onder directievoering van The Missing Link heeft ADC ArcheoProjecten in 2011 een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied Weverskade 60 te Maassluis. Aansluitend hierop is op een aantal locaties binnen het plangebied een archeologische opgraving uitgevoerd.Aanleiding voor het onderzoek vormde de voorgenomen ontwikkeling waarbij de oorspronkelijke agrarische bestemming vervangen zou worden door nieuwbouw in de vorm van o.a. een 2 ha grote bedrijfshal met bijbehorende infrastructuur en kabels & leidingen. Vooronderzoek had evenwel aangetoond dat zich binnen het plangebied plaatselijk fosfaatconcentraties bevonden. Deze zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van bewoningssporen uit de periode vanaf de IJzertijd. De voorgenomen bouwplannen zullen deze eventueel aanwezige resten vernietigen of ernstig beschadigen.Tijdens het onderzoek is specifiek aandacht besteed aan het verzamelen van gegevens die licht zouden kunnen werpen op de vorming en het gebruik van het landschap door de tijd heen.Op basis van de tijdens het onderzoek verkregen resultaten kan gesteld worden dat in de Vroege Bronstijd direct ten zuidoosten van het plangebied sprake was van de aanwezigheid van een actieve kreek vanuit het estuarium van de Maas. Na verlanding, in de Vroege tot Midden-Bronstijd, vormde de oeverafzettingen van deze kreek een hoge kreekrug in het zuidoostelijke deel van het plangebied. Het overige deel van het plangebied was laaggelegen. Hier vormde zich een rietveenmoeras waarin rustige, vrij voedselrijke, zoetwater condities heersten.Door uitbreiding van het krekenstelsel vanuit de Maasmond nam de invloed van de zee in het plangebied in de Midden- tot Late Bronstijd weer toe. Het laaggelegen veengebied werd steeds vaker overstroomd met zout tot brak water. Hierdoor werd een humeuze kleilaag gevormd. Door een verder toenemende invloed van de zee werd de toevoer van sediment uiteindelijk te groot en ontwikkelde zich in de IJzertijd een kwelderlandschap in het hele plangebied. De vorming van deze kwelderafzettingen duurde tot in de Middeleeuwen.In de loop van de tijd werd het kweldergebied doorsneden door diverse kleine zijtakken van kreken. Zo zijn in het zuidwestelijke deel van het plangebied in de Vroege IJzertijd twee kleine kreekjes aanwezig.Verder zijn in de Vroege Middeleeuwen in drie opeenvolgende fase kreken actief geweest in het zuidoostelijk deel. Tijdens de vorming van laatstgenoemde kreken is een Late IJzertijd nederzetting, die waarschijnlijk direct ten zuidoosten van het plangebied lag, (gedeeltelijk) geërodeerd. Waarschijnlijkheid betreft het kreken die zijn gevormd in periodes van extreem hoog water en slechts zeer kortstondig actief waren. Na de verlanding vormden deze kreken nog enige tijd een laagte in het landschap.De oudste sporen aangetroffen sporen die wijzen op een gebruik van het landschap door de mens dateren uit de Bronstijd. Het gaat daarbij om in het veen ingeschakelde laagjes met verkoolde plantenresten. Deze wijzen er vermoedelijk op dat de vegetatie in het rietveenmoeras jaarlijks werd afgebrand. Dit om daarmee de beweidingsmogelijkheden voor het vee te verbeteren. De hierbij behorende bewoning moet waarschijnlijk gezocht worden op hoogveenkussens of op oeverwallen van de kreken in de omgeving van het plangebied. Andere sporen of vondsten die in de Bronstijd gedateerd kunnen worden, zijn niet aangetroffen.Ook in de IJzertijd vond een soortgelijk gebruik van het landschap plaats. Vondsten van aardewerk en minuscule resten van verkoolde botresten en visschubben geven echter aan dat nu ook sprake moet zijn geweest van kortstondige menselijke activiteit ter plekke. Verder is het, zoals al eerder vermeld, aannemelijk dat in de Late IJzertijd in de nabijheid van het plangebied sprake was van een nederzetting (of zelfs nederzettingen).In het zuidwestelijk deel van het plangebied zijn sporen uit de Romeinse tijd aangetroffen. Deze concentreren zich op het hoogste gedeelte van het gebied. Het gaat daarbij om een door greppels omsloten gebied van ca. 25 x 35 meter, waarbinnen zich in de Romeinse tijd activiteiten hebben afgespeeld. Het exacte gebruik en de fasering daarvan kan evenwel vanwege de beperkte hoeveelheid sporen niet met zekerheid vastgesteld worden.Verder zijn binnen het plangebied op verschillende locaties greppels aangetroffen, die op basis van het erin aangetroffen aardewerk in de Middeleeuwen gedateerd kunnen worden. De greppels hebben een noordwest – zuidoost en noordoost – zuidwest oriëntatie en zijn net onder de (oude) bouwvoor aangetroffen. De oriëntatie van de greppels komt overeen met de oriëntatie van de huidige sloten en drainagebuizen. Dit kan opgevat worden als een bewijs dat de huidige perceelsoriëntatie een middeleeuwse oorsprong kent. Op basis van de datering van het aardewerk kunnen de greppels in drie verschillende periodes van gebruik onderverdeeld worden : ca. 800 – 900, 900 – 1100 en 1050 -1200 . Afgezien van twee mogelijk middeleeuwse kuilen zijn binnen het plangebied geen andere sporen aangetroffen die zouden kunnen wijzen op de aanwezigheid van bewoning ter plaatse in de Middeleeuwen.Uit de Nieuwe tijd dateren alleen enkele ontginningsgreppels en twee kuilen.
Weverskade 60, gemeente Maassluis
Date Submitted: 2011-04-18
Files not yet migrated to Data Station. For access to these files, please contact DANS at info@dans.knaw.nl.