Luus Rusmanto (1971), Ibu Tijeng’s kleinzoon, was zeven jaar oud toen hij hoorde wat er met zijn grootvader was gebeurd: ‘Nimong, mijn grootvader, was een eenvoudige boer. Het zou normaal zijn als hij was doodgeschoten als soldaat [...]. Er waren ook soldaten, weet je. Maar de boeren waren burgers. Hij stond op het punt om naar het rijstveld te gaan, toen hij werd neergeschoten.’ Hij vertelt hoe blij zij met het Nederlandse compensatie geld waren, de grootmoeder kon haar oud huis weer opbouwen en hij zijn schulden aflossen. Maar een deel van het geld moesten zij afstaan aan de bredere slachtoffer-gemeenschap, waar hij in principe achter stond maar wat hij door de dwingende manier van uitvoering als oneerlijk en erg bedreigend heeft ervaren.