Het tracé bevindt zich ten westen en oosten van de huidige Maas. Op basis van de ontstaansgeschiedenis van het landschap waarbij in het oosten en westen pleistocene afzettingen en in de nabijheid van de Maas holocene afzettingen voorkomen, kunnen archeologische resten uit meerdere perioden verwacht worden.In het westelijke en oostelijke deel kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. In het gehele centrale deel van het tracé zijn holocene afzettingen van de Maas aanwezig; hier geldt geen trefkans op resten uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. Wel bestaat hier een kans op het voorkomen van archeologische resten vanaf het Neolithicum.Historisch kaartmateriaal heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor behoudenswaardige archeologische resten uit de Nieuwe tijd; de kern van Leeuwen is op enige afstand van het tracé gesitueerd. De begrenzing van het AMK-terrein lijkt derhalve te ver door te lopen naar het oosten toe. Hoewel binnen het onderzoeksgebied een algemene verwachting bestaat op het voorkomen van archeologische resten, zullen deze binnen het tracé niet meer aanwezig zijn. Door de aanleg van de spoorlijn hebben in grote delen van het tracé significante afgravingen plaats-gevonden tussen 2 en 3 m -mv. Op andere locaties is de bodem juist opgehoogd; alvorens dit gedaan is, zal het bovenste deel van het originele maaiveld afgegraven zijn ten behoeve van de stabiliteit. Dit zal inhouden dat ook hier geen sprake meer is van een intact bodem-profiel en het relevante archeologische niveau verstoord of verdwenen zal zijn. Gezien de diepteligging van de beoogde kabels (1,2 m -mv) en de dikte van de opgebrachte pakketten (tot 8 m), zullen ze tevens veelal aangelegd worden in opgebrachte grond.Ter hoogte van het wegdeel in het westelijke deel is weliswaar een relatief natuurlijk hoogte-verloop aanwezig, maar hier zal de bodem tevens verstoord zijn door de aanleg van de vele kabels en leidingen in het gebied. SelectieadviesGezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat binnen het tracé geen intacte en behoudenswaardige archeologische resten meer aanwezig zullen zijn. Aanbevolen wordt om het tracé archeologisch gezien vrij te geven.Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de minister verplicht (vondstmelding via de bevoegde overheid).
Bureauonderzoek SWECO ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 2132