In dit onderzoek worden twee projecten samengevoegd. Het eerste deel betreft een terrein waar de gemeente Aa en Hunzes voornemens is om een agrarisch bedrijf te vestigen. Dit zal gepaard gaan met bodemverstorende ingrepen. Om de potenti¨ele archeologische waarde van het terrein vast te stellen, is in december 2005 een archeologische bureaustudie en een inventariserend veldonderzoek gedaan (Buitenhuis & Mulder 2005). Hierbij werd een afgetopte dekzandrug aangetroffen, met op de flanken een min of meer intacte podzolbodem. Omdat er een kans bestaat dat op een intacte bodem archeologische (steentijd)vindplaatsen kunnen worden aangetroffen, is in overeenstemming met het bevoegd gezag, de provinciaal archeoloog dr. W.A.B. van der Sanden, en in overeenstemming met de Richtlijnen voor arcehologisch bureau- en veldonderzoek in de provincie Drenthe (versie 1.0, 21 maart 2006, opgesteld door het Drents Plateau, besloten tot een verder inventariserend onderzoek in de vorm van megaboringen. Hierbij dienen grondmonsters worden verzameld om te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Het tweede project is een inventariserend onderzoek op een aansluitend perceel ten zuiden van het bovengenoemd terrein. Hier is eveneens bebouwing gepland. Het onderzoek op dit terrein is in eerste instantie inventariserend van aard. Het doel hiervan is om vast te stellen of er sprake is van een intacte podzol. Indien dit het geval is, dient er direct een tweede inventariserend onderzoek te worden uitgevoerd door middel van megaboringen met hetzelfde doel als bij het noordelijk gelegen terrein: onderzoek naar de aanwezigheid van eventuele archeologische indicatoren die zouden kunnen wijzen op een vindplaats.Omdat uit het onderzoek is gebleken dat er sprake is van een steentijdvindplaats op het noordelijk perceel, wordt aanbevolen om de hier aanwezige archeologische resten in situ te behouden. Dit houdt in dat er op dit deel van het terrein geen bodemverstorende werkzaamheden plaats kunnen vinden. Dit gebied zou daarom door middel van een planinpassing moeten worden beschermd. Mocht behoud in situ niet mogelijk zijn, dan dient vervolgonderzoek plaats te vinden om de aard, omvang en datering van de vindplaats vast te kunnen stellen. Een vervolgonderzoek zou kunnen bestaan door het plaatsen van megaboringen in een grid van max. 5×5 m of door het aanleggen van twee proefsleuven. Over de aard en omvang van een vervolgonderzoek beslist het bevoegd gezag, dr. W.A.B. van der Sanden.
Date: 18-06-2006 (aanvang onderzoek)
Date: 2006