In opdracht van N.V. Nederlandse Gasunie heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in augustus 2010 een archeologisch onderzoek in de vorm van een opgraving uitgevoerd op de locatie Lochemseweg in de gemeente Zutphen. Na afloop van het de opgraving is nog een archeologische begeleiding van de inrichting van de werkstroken en de leidingtracés ten noorden en westen van de vindplaats uitgevoerd.Middels vijf werkputten (totale oppervlakte 4.492 m²) zijn drie vindplaatsen uit verschillende perioden opgegraven. De vindplaatsen liggen op de westelijke rand van een grote dekzandkop die ter plaatse nog een microreliëf vertoont: twee kleinere zandkoppen worden gescheiden door een centrale depressie. Langs de Lochemseweg wordt het noordelijke kopje doorsneden door een holocene geul en ook in het zuidelijke, laag gelegen deel is tijdens de begeleiding nog een geul met kleiige opvullingslagen aangetroffen. De hogere, drogere ligging was een belangrijke factor in de locatiekeuze door de tijd. Op de kop konden de akkers aangelegd worden, terwijl in de nattere terreindelen hoogwaardig grasland voor het vee gevonden kon worden. Op die manier konden de mensen het meest efficiënt gebruik maken van de verschillende landschapstypen in de omgeving.Uit de Vroege IJzertijd (650-500 voor Chr.) dateren (paal)kuilen (waarin een spiekertje en een bijgebouwtje herkend zijn), een onverharde weg en een holocene geul met nederzettingsafval op de flank. De geul zelf is veel ouder; pollenonderzoek van het veen en de humeuze afzettingen dateert de sedimentatie vanaf het Laat Mesolithicum.Paalkuilen (waaronder van een mogelijke hooimijt) en greppels zijn toe te schrijven aan ontginningsactiviteiten en mogelijk een erf of nederzetting net buiten het onderzoeksgebied uit de Volle Middeleeuwen (10e-12e eeuw).Tot slot zijn er resten aangetroffen die scherp gedateerd worden in de de tweede helft van de 15e eeuw: kuilen, een mogelijke wort- of gistkuip (van een brouwerij), puinlagen, steenconcentraties/stiepen, een deel van een vloer en een haardplaats. Deze laatste resten vormen de enige aanwijzingen voor een driebeukige plattegrond, mogelijk een boerderij (hallehuis), stal of schuur. De structuren maken deel uit van een boerenerf. Middels een historisch-geografisch onderzoek konden de namen van de boerderij en haar bewoners achterhaald worden: Henrick en Mechtelt Addynck die het huis Ter Haer vanaf circa 1472 gebouwd en bewoond hebben.
G62-26
Date Submitted: 2014-09-24
Files not yet migrated to Data Station. For access to these files, please contact DANS at info@dans.knaw.nl.