Noordelijk deelgebiedMUG Ingenieursbureau b.v. adviseert om hier geen verder onderzoek uit te voeren. De hier aangeboorde dichtgeslibde oude geul/meander van de Pekel Aa ligt relatief ver van de in de prehistorie bewoonde hogere dekzandgronden waardoor de kans op water gerelateerde vondsten, die kunnen worden gekoppeld aan deze bewoning, hier klein is. Ook zijn in de afdekkende kleilagen geen aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen aangetroffen.Uit het booronderzoek blijkt dat het noordelijk deelgebied altijd nat is geweest. In de boringen 9, 10 en 15 is een oude geulvulling aanwezig van slappe ongerijpte klei. Hierop ligt een oeverwalafzetting van sterk siltig zand. Deze oeverwal is in alle boringen in dit deelgebied aanwezig. Hierop ligt donkergrijze klei van de bouwvoor. In de klei en oeverwalafzettingen zijn geen indicaties voor vegetatiehorizonten. Het geheel is afgedekt door een pakket opgebrachte grond van circa 0,7 m dikte. De geul is op een natuurlijke wijze dichtgeslibd en heeft zich verlegd waarna op de oude geul een oeverwal is afgezet. Dit deelgebied ligt op ruime afstand, meer dan 1 km, van de hogere gronden van Winschoten. Hierdoor het niet aannemelijk is dat hier water gerelateerde vondsten aanwezig zijn.Zuidelijk deelgebiedMUG Ingenieursbureau b.v. adviseert om in een deel van het deelgebied nader onderzoek uit te voeren. Het gaat om het gebied rond de boringen 3 t/m 6, vanwege de hier aanwezige gedempte oude geul/meander van dePekel Aa. Deze locatie ligt dichtbij de hogere zandgronden van Oude Pekela, die in de prehistorie bewoond waren, zodat hier rekening gehouden moet worden met water-gerelateerde vondsten die kunnen worden gekoppeld aan deze bewoning. Omdat niet duidelijk is of de meander tot de pleistocene voorganger van de veenrivier Pekel Aa behoort of tot de veenrivier zelf, kunnen ook archeologische resten verwacht worden die uit de perioden middeleeuwen-nieuwe tijd dateren.Omdat het bij water-gerelateerde vondsten om puntvondsten gaat zijn deze niet door verder vooronderzoek te lokaliseren. Daarom dient het vervolgonderzoek te bestaan uit een opgraving, variant begeleiding, van het grondwerk.De bodem bestaat hier uit dekzand waarop plaatselijk nog veen aanwezig is. Hierop ligt klei dat is afgedekt door een circa 0,5 m dikke laag opgebrachte grond. In de boringen 4 en 5 is sprake van een mogelijk gedempte meander. In boring 6 is een pakket klei aanwezig met banden zand en humusvlekken. Dit betreft verspoeld materiaal dat mogelijk in de oeverzonde van de meander is afgezet. Er zijn geen indicaties voor vegetatiehorizonten.