ADC ArcheoProjecten heeft een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied ‘bedrijventerrein Ittervoort’. Het project valt binnen het kader van de uitbreiding (fase 4) aan de noord- en westzijde van het bestaande industrieterrein. Het proefsleuvenonderzoek werd uitgevoerd naar aanleiding van de resultaten van een bureauonderzoek en een veldonderzoek in de vorm van boringen. Uit dit onderzoek bleek dat de bodemopbouw in delen binnen het plangebied intact was en dat archeologische resten in de ondergrond verwacht konden worden. De hoge archeologische verwachting werd tevens bevestigd door de vele vondstmeldingen in de directe omgeving van het plangebied. Tijdens de initiële aanleg en vervolgens uitbreiding van het industrieterrein, direct ten zuiden van het onderhavig plangebied, zijn daarnaast resten uit de prehistorie tot de Late Middeleeuwen aangetroffen.In mei 2013 zijn in totaal 34 proefsleuven aangelegd met een totaal oppervlak van bijna 1 ha. De aanwezigheid van een opgebrachte akker of esdek kon op enkele terreindelen worden vastgesteld.Meestal was nog slechts een bouwvoor met een dikte van 30-50 cm aanwezig met daaronder het dekzand waarop het sporenniveau zich bevindt. Ondanks het feit dat de bodemopbouw binnen het plangebied minder intact was dan aanvankelijk werd gedacht, zijn archeologische resten nog veelvuldig aanwezig. Verspreid binnen het plangebied komen ten minste vier verschillende vindplaatsen voor.De oudste vindplaats betreft vindplaats 3 in het zuidwesten van het plangebied. Het gaat om een terrein waar enkele kuilen met veel handgevormd aardewerk en natuursteen zijn aangetroffen. De datering van het aardewerk is niet eenvoudig, maar vast staat dat het om bronstijdaardewerk gaat (c. 2000-800 v. Chr.). De exacte aard van de vindplaats is nog niet duidelijk. De kuilen houden vermoedelijk verband met ambachtelijke activiteiten. Gedacht kan worden aan voedselbereiding (kookstenen) en/of het vervaardigen van magering (steengruis) voor aardewerkproductie. Verspreid binnen het plangebied komen nog enkele vondsten uit de Bronstijd voor. Deze vondsten zijn aangetroffen tijdens de aanleg van de sleuven en konden niet aan een spoor worden gekoppeld.De vindplaats uit de Bronstijd geeft samen met de losse vondsten en waarnemingen in de directe nabijheid van het plangebied aan dat zich in de Bronstijd binnen het plangebied en de directe omgeving diverse activiteiten hebben afgespeeld. Het aantreffen van een weerslag van deze activiteiten, die zich meestal manifesteert binnen een beperkt areaal, kan – zeker tijdens een proefsleuvenonderzoek - als bijzonder worden beschouwd.Aan de zuidzijde van het plangebied is het restant van een crematiegraf aangetroffen (vindplaats 4). Het betrof de onderkant van een ingegraven kuil met daarin nog slechts enkele verbrande botresten. Analyse van de resten was door de fragmentarische staat nauwelijks mogelijk. Wel kon worden vastgesteld dat het om menselijke resten ging van een individu ouder dan 10 jaar. Gericht onderzoek naar de directe omgeving van het graf heeft geen aanvullende graven opgeleverd en dit maakt het lastig uitspraken te doen over de grootte van een eventueel grafveld. Mogelijk betreft het een grafveldje met enkele graven, waarvan het aangetroffen graf nog slechts het laatste restant is.Een geïsoleerd graf moet echter ook niet uitgesloten worden. Met name in de Late IJzertijd komen geïsoleerde graven voor.Twee vindplaatsen betreffen nederzettingsterreinen uit de Volle Middeleeuwen (vindplaats 1 en 2).Vindplaats 1 heeft de grootste omvang (ca. 3,5 ha) en bevindt zich centraal binnen het plangebied.Verspreid binnen deze zone bevinden zich meerdere clusters met sporen en vondsten uit de Volle Middeleeuwen. Deze clusters bestaan voornamelijk uit paalkuilen met een variabele omvang. Het proefsleuvenonderzoek heeft de locatie van de clusters in kaart kunnen brengen. Vanwege de beperkingen van het onderzoek is de definitieve aard van de structuren echter minder goed vast te stellen. Zeer aannemelijk is dat enkele huisplattegronden zijn aangesneden die door de forse omvang slechts ten dele konden worden onderzocht. Enkele van de sporenclusters konden op basis van aardewerkfragmenten gedateerd worden. Algemene dateringen laten een ouderdom zien in de Volle Middeleeuwen, enkele randfragmenten die specifiek gedateerd konden worden, wijzen op een bewoningsperiode in de tweede helft van de 12e eeuw.Vindplaats 2 omvat evenals vindplaats 1 een nederzettingsterrein uit de Volle Middeleeuwen. De omvang van het nederzettingsterrein is beperkt tot 0,25 ha. De nederzetting bevindt zich aan de noordoostelijke rand van het plangebied en strekt zich vermoedelijk in noordoostelijke richting verder uit. Binnen de zone van vindplaats 2 is één verondersteld erf met huisplattegrond aangetroffen. De datering van de sporen is vanwege het ontbreken van vondstmateriaal nog onduidelijk. Op basis van vondstmateriaal dat in de directe omgeving is gevonden, wordt aangenomen dat de nederzetting in de Volle Middeleeuwen dateert.De vraag of en in hoeverre de beide nederzettingsterreinen uit de Volle Middeleeuwen zich tot elkaar verhouden kan op basis van het voorliggende onderzoek niet beantwoord worden. Beide vindplaatsen liggen op een ruime afstand van elkaar (ca. 300 m) en in de tussenliggende zone zijn geen aanwijzingen voor bewoning in de Middeleeuwen gevonden. Of de beide nederzettingen in dezelfde periode dateren is eveneens niet vastgesteld. Beide nederzettingen kunnen weliswaar in de Volle Middeleeuwen geplaatst worden, maar enkele structuren van de nederzetting op vindplaats 1 dateren waarschijnlijk uit de tweede helft van de 12e eeuw, terwijl een datering voor vindplaats 2 in de eerste helft van de 13e eeuw niet uit te sluiten valt.De waardering van de vier vindplaatsen laat zien dat drie van de vier behoudenswaardig zijn.Alleen de locatie van het geïsoleerde graf geeft geen aanleiding hier een grotere vindplaats te veronderstellen. Daarnaast laat de conservering van het graf zeer te wensen over. Eventueel verspreid gelegen graven in een ruimere straal dan nu onderzocht zullen niet veel beter bewaard gebleven zijn.Voor de overige drie vindplaatsen wordt geadviseerd ze in situ te behouden door bijvoorbeeld planaanpassing. Dit zal echter met name voor vindplaats 1 problematisch kunnen zijn door het relatief grote oppervlak dat de vindplaats in zijn geheel beslaat. Binnen de vindplaats zijn tenminste acht spoorclusters aangetoond die verband houden met een woonerf of een activiteitenzone binnen de vindplaats. Indien de vindplaats niet compleet behouden kan blijven dan dient het behoud zich te richten op de individuele spoorclusters. Een kanttekening daarbij moet echter gemaakt: binnen de grenzen van de vindplaats zijn de proefsleuven niet evenredig verspreid aangelegd. Derhalve zijn delen van de vindplaats niet goed genoeg onderzocht om de aanwezigheid van individuele spoorclusters uit te sluiten. Hier zal rekening mee gehouden moeten worden tijdens de uiteindelijke selectieprocedure.
Date Submitted: 2013-10-01
Files not yet migrated to Data Station. For access to these files, please contact DANS at info@dans.knaw.nl.