In het archeologisch verwachtingsmodel werd het plangebied tegen het licht gehouden van het eerder uitgevoerde bureauonderzoek waarbij de historie en de ruimtelijke ontwikkeling van Goes opgedeeld is in 5 fases. Binnen deze fases is een inschatting gemaakt van de ligging en aanwezigheid van de verschillende bewoningszones, militaire zones, economische zones, religieuze plaatsen en overige infrastructuur op basis van geologische, historische, iconografische en archeologische gegevens. Samengevat kan voor het plangebied worden verondersteld dat er een hoge verwachting geldt op het aantreffen van archeologische resten vanaf de 15de eeuw. Vóór deze periode is de kans op het aantreffen eerder laag, gezien de ligging van het plangebied in de bedding van de kreek de Gosa (later de Schenge). De hoge verwachting is gestoeld op bewoningsgeschiedenis van het plangebied. Vanaf de 15de eeuw is het plangebied te situeren in de ambachtelijke wijk Westzelke, een naam die verwijst naar de raffinage van zout. Deze wijk was gelegen buiten de laatmiddeleeuwse stadsversterking, ten westen van de havengeul. In 1651 wordt het havengebied, in casu de havengeul aangepast en verdwijnt de Westzelke. Het plangebied komt direct ten oosten van deze nieuwe havengeul te liggen. Het plangebied is dan wellicht een lange tijd niet meer bebouwd. In de buurt van het plangebied ligt in de 19de eeuw een grote meestoof, voor het drogen en malen van meekrap. Vanaf in de vroege 20ste eeuw wordt het plangebied systematisch gebruikt als haventerrein. Er worden in verschillende fases loodsen en bedrijfsgebouwen op het terrein gebouwd. Momenteel staat ter plaatse van het plangebied een kleine loods. Het verwachtingsmodel is middels vier grondboringen (tot 4 meter –mv) getoetst. De ondergrond ter plaatse van het plangebied bestaat zoals verwacht was uit antropogene bodemlagen op beddingafzettingen van het Laagpakket van Walcheren.Op basis van de resultaten van het booronderzoek werd het archeologisch verwachtingsmodel bevestigd. Er werden verschillende lagen aangeboord die wijzen op antropogene ophoging van het maaiveld in het plangebied. Interessant zijn hier vooral de zelaslagen (verbrand veen) en een cultuurlaag die direct verwijzen naar de laatmiddeleeuwse en vroeg nieuwe tijdse zoutraffinage in dit deel van Goes en bij uitbreiding naar de Westzelke: het gehucht of ambachtelijke wijk ten noorden van Goes waar aan zoutzieden of zoutraffinage werd gedaan. Deze zelaslagen zijn afgedekt met een vrij schoon, maar duidelijk opgeworpen kleipakket, dat mogelijk te relateren is aan de aanpassing van het havengebied vanaf 1651. Samengevat kan dus gesteld worden dat er zich in het plangebied ondergronds nog duidelijk oudere niveaus manifesteren, waarin nog resten uit deze periodes kunnen worden aangetroffen