Kapelle Biezelinge, Vindplaats VII

DOI

Vanwege geplande nieuwbouw en de aanleg van een waterbergingslocatie heeft de gemeente Kapelle op 3 april 2006 een Inventariserend archeologisch Veldonderzoek (IVO) laten uitvoeren in het gebied ten zuiden van Biezelinge en ten westen van Kapelle. Het doel was vast te stellen of zich archeologisch resten in de ondergrond bevinden.Uit eerder bureau- en booronderzoek (de karterende fase van het onderzoek) is het advies voortgekomen om het terrein door middel van proefsleuven nader te onderzoeken. Het onderzoek is gebaseerd op een selectiebesluit van de provinciaal archeoloog van Zeeland, drs. R.M. van Dierendonck.In het onderzoeksgebied is een aantal archeologische sporen aanwezig. Vanwege het ontbreken van voldoende daterend vondstmateriaal is het lastig deze sporen goed te dateren. Drie of vier sloten (S2, S7, S14 en S1) doorsnijden een overstromingslaag. De oriëntatie van de sloten komt overeen met die van de huidige percelering. De overstromingslaag loopt door in de vulling van vier parallelle greppels (S2, S7, S14 en S1), die waarschijnlijk tot één greppelsysteem behoord hebben met een tussenliggende afstand van circa 4,5 meter. De datering van de overstromingslaag en de greppels is niet bekend. Alleen in greppel S6 is een scherf roodbakkend aardewerk aangetroffen, die het spoor mogelijk in de Late Middeleeuwen zou kunnen dateren, hoewel het ook om verspoeld materiaal kan gaan.Greppel S12 wordt doorsneden door S11 en heeft een oriëntatie die haaks op het genoemde greppelsysteem ligt. Deze greppel zou op basis van deze doorsnijding het oudste spoor kunnen zijn.Naast sloten zijn enkele paalsporen aangetroffen, die in verband gebracht kunnen worden met de boomgaard.Op het Minuutplan uit 1823 is het terrein al in gebruik als boomgaard. Eén sloot op deze kaart doorkruist de proefsleuf, waarschijnlijk gaat het hierbij om sloot S7. De sloten S14, S1 en S2 zijn hoogstwaarschijnlijk van na 1823, zeker gezien het vondstmateriaal dat in deze sporen is aangetroffen. De overige kleine greppels en de overstromingslaag zijn vóór 1832 te dateren. Na de veronderstelde overstroming is de oriëntatie van de percelering gelijk gebleven.De greppels en sloten zijn sporen die mogelijk buiten een nederzetting of erf van een boerderij te verwachten zijn: zogenaamde off-site verschijnselen. Uiteraard bestaat de mogelijkheid dat zich in de nabije omgeving nederzettingsporen bevinden. Een aannemelijke locatie zou bijvoorbeeld het huidige Biezelinge kunnen zijn, waar reeds in de Volle Middeleeuwen werd gewoond. Toch kunnen op basis van de huidige onderzoeksgegevens weinig uitspraken gedaan worden over de archeologische verwachtingen van aangrenzende terreinen met overeenkomstige geomorfologische eigenschappen: de zandige getijderuggen waren hoe dan ook geschikte locaties voor bewoning in de Middeleeuwen en blijven daarom hun waarde behouden in het archeologische verwachtingsmodel.

Date: 03-04-2006 (aanvang onderzoek)

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zvc-sbas
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zvc-sbas
Provenance
Creator Mousch, R.G. van
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor R.J.W.M. Gruben; BAAC bv
Publication Year 2012
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact R.J.W.M. Gruben (BAAC bv)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 5874797; 6933; 7596; 800; 4377
Version 1.0
Discipline Humanities