SamenvattingTransect in de periode van december 2013 en januari 2014 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in het plangebied 1S Scoutingpad in Almere-Haven (gemeente Almere). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een nieuwe beautysalon als uitbreiding van het badhuis Thermen La Mer. Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van dit badhuis. De voorgenomen werkzaamheden gaan gepaard met bodemingrepen, waardoor de oorspronkelijke bodem en hiermee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord.Uit het eerder uitgevoerde onderzoek, een verkennend en karterend onderzoek, blijkt dat in het plangebied, in de top van het dekzand, op een diepte van circa 3,0 m onder maaiveld, archeologische resten aanwezig zijn (Nales, 2013). Deze resten dienen op aanwijzing van de gemeente te worden gewaardeerd om zodoende de omvang, kwaliteit en informatiewaarde vast te kunnen stellen. Onderhavig onderzoek voorziet in deze waardering.Ook is een zone aan de zuidoostzijde van de bestaande bebouwing karterend onderzocht. Mocht uit het waarderend onderzoek blijken dat de vindplaats aan de zuidwestzijde van het badhuis behoudenswaardig is, dan kan naar de zuidoostzijde worden uitgeweken; uiteraard mits hier ook geen sprake is van een behoudenswaardige archeologische vindplaats. Uit eerder verkennend booronderzoek (Nales, 2013) bleek dat aan de zuidoostzijde de top van het dekzand intact is (ACprofiel). Zowel de locatie aan de zuidwestzijde als die aan de zuidoostzijde van het badhuis, liggen op de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) in een archeologisch selectiegebied. In beide gevallen is dus sprake van een archeologische onderzoeksplicht.Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken: 1) Ten zuidwesten van het badhuis Thermen La Mer bevindt zich in de top van het dekzand een behoudenswaardige archeologische vindplaats. De aanwezigheid ervan is bevestigd middels diverse fragmenten bewerkt vuursteen. Op grond van de diepteligging van het dekzand (het archeologisch niveau waarop de resten zich bevinden) en de afslagtechnologie, dateert deze vindplaats hoogstwaarschijnlijk uit het Mesolithicum. De kans is groot dat het houtskool dat is opgeboord, onderdeel is van de vindplaats. 2) Het karterend onderzoek ten zuidoosten van het badhuis heeft geen archeologische resten opgeleverd. In de boringen is houtskool aangetroffen, maar in mindere mate dan aan de zuidwestzijde van het badhuis. De top van het dekzand is op deze plek intact, ondanks dat sporen van podzolering ontbreken. Dit is debet aan de nattere bodemcondities, waaronder zich geen podzol heeft kunnen ontwikkelen.Wij concluderen dus dat aan de zuidwestzijde van het badhuis sprake is van een behoudenswaardige vindplaats en dat aan de zuidoostzijde geen sprake is van archeologische waarden.