Afgezien van de huidige bewerkte bouwvoor is er sprake van een intacte bodemopbouw en betreft het aanwezige bodemprofiel een kalkhoudende ooivaaggrond. In het noordelijke deel van het plangebied laat de bodemopbouw in opwaartse richting een verfijning van textuur zien. Het betreft dan ook een klassieke sequentie van oeverwal- op kronkelwaard- en vervolgens beddingafzettingen die gesedimenteerd zullen zijn tijdens de actieve fase van de stroomgordel van Santacker-Driel. In zuidelijke richting, buiten de begrenzing van de stroomgordel van Santacker-Driel, komen onder de oeverwalafzettingen zwaar getextureerde komafzettingen voor met in de top een zogenaamde vegetatiehorizont of laklaag (Ab-horizont). Een vegetatiehorizont duidt op een langdurige periode dat sedimentatie gering was. Dit zal een periode zijn voordat de meandergordel/stroomgordel van Santacker-Driel actief was, meest waarschijnlijk tijdens de Vroege- en Midden-Bronstijd.Tijdens de vlakaanleg zijn alleen in de bouwvoor in de noordelijk gelegen proefsleuf 1 enkele fragmenten aardewerk en een brok tufsteen aangetroffen met een gezamenlijke datering Late-IJzertijd/Romeinse tijd. Deze resten zullen door ploegwerkzaamheden zijn verplaatst (buiten hun oorspronkelijke context). Deze vondsten maken het wel aannemelijk dat er zich in de omgeving van het plangebied (bewonings)sporen bevinden. Indien (bewonings)sporen aanwezig zijn in de omgeving van het plangebied, dan worden deze verwacht in het noordelijke deel van het agrarisch perceel waarbinnen het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd of het perceel ten noorden hiervan, meer in de richting waar eerder enkele grafresten zijn aangetroffen. Anderzijds moet ook rekening worden gehouden dat er in dit gebied veel “geschoven” is met grond, waardoor hierin aanwezige resten over grotere afstanden zijn verplaatst. In de proefsleuven zijn vier ontginningsgreppels aangetroffen die zeer waarschijnlijk van recente tot subrecente ouderdom zijn. Hoewel één van de aangetroffen ontginningsgreppels ter hoogte ligt van de geschatte ligging van de Aamse Seeg, is er geen meters brede opvulling van een dergelijke hoofdwatergang aangetroffen. Wellicht dat de Aamse Seeg zuidelijker dan wel noordelijker van het onderzochte terreindeel heeft gelegen.Uit de waardering volgens door de KNA voorgeschreven wijze blijkt dat de vindplaats die is aangetroffen niet behoudenswaardig is.
Date Accepted: 2017-09-15