Conclusie en AanbevelingenIn maart 2005 is een reeks aanvullende proefsleuven (68 - 83) aangelegd in het noordwestelijk deel van het plangebied Eersel-Kerkebogten. Dit plandeel was nog niet voor onderzoek beschikbaar tijdens de eerste campagne in het voorjaar van 2004. De resultaten uit de aanvullende sleuven bevestigen dat de reeds eerder vastgestelde zone D met voornamelijk sporen uit de Late IJzertijd-Romeinse tijd zich in westelijke richting voortzet, mogelijk zelfs tot aan proefsleuf 73. Ofschoon gebaseerd op weinig harde data, hebben wij de indruk dat de betreffende nederzetting zich vanuit het oosten geleidelijk (in een aantal generaties) ontwikkelde in (noord)westelijke richting.Ook in dit deel van het plangebied zijn verspreide sporen en vondsten tevoorschijn gekomen van bewoning vanaf de Vroege Ijzertijd (ca. 775 - 500 voor Chr.). Behalve een niet nader te dateren vierpalen spieker, zijn geen gebouwstructuren uit de Ijzertijd in de sleuven herkend. Twee grote kuilen leverden een aanzienlijke hoeveelheid handgevormd aardewerk op uit Vroege Ijzertijd. In de sleuven 71, 73, 74 en 81 is een sterke concentratie van greppels, paalkuilen en zelfs een waterput tevoorschijn gekomen, daterend uit de Volle Middeleeuwen. De cluster doet sterk denken aan de cluster die vorig jaar ruim honderd meter zuidelijker werd aangetroffen in de sleuven 17, 18, 22, 23 en 26 (bijlage 3). In beide gevallen lijkt het te gaan om gehuchtjes van enkele boerenerven die gedurende enkele generaties op de zelfde plaats zijn aangelegd. Mogelijk zijn de twee gehuchtjes zelfs voor een deel of volledig contemporain (gelijktijdig). Opmerkelijk is de ruimtelijke scheiding van beide clusters door een ruim 100 meter brede dalvormige laagte. Wat heeft dit bijvoorbeeld betekend voor de interactie tussen de bewoners van beide bewoningskemen? Hoe bleven de bewoners met elkaar in contact gedurende de winterperiode, als de laagte misschien wel te nat was om met droge voeten de overkant te bereiken? Was er in de nabijheid een voorde, of een oversteekplaats met een vonder of iets dergelijks?In navolging van het eerdere rapport is voor de Volle Middeleeuwen zone B uitgebreid naar het noordelijke plandeel. De zonegrenzen vormen geen harde grenzen maar geven een indicatie voor de omvang van het deelgebied waar sporen en vondsten uit de Volle Middeleeuwen meer pregnant aanwezig zijn in de vorm van twee geclusterde nederzettingen (gehuchtjes), verspreide erven en vele greppels.Nogmaals is vastgesteld dat de dalvormige laagte vanwege de natte condities van de aanwezige grondsporen een belangrijke bron voor ecologische informatie kan zijn. Bovendien kan het niet anders zijn (ofschoon we hiervoor in de proefsleuven nog weinig aanwijzingen hebben) dat deze laagte in het verleden optimaal is benut door de bewoners aan weerszijden van deze laagte. De verwachting is hoog, dat in een dergelijke zone de archeologische neerslag terug te vinden is van het dumpen van afval, rituele praktijken, de aanleg van overgangen, het winnen van leem en/of veen en mogelijk zelfs van smeltoventjes voor ijzer of brons. De vele greppels parallel aan en haaks op de laagte duiden op een intensieve omgang met de laagte. Een belangrijk deel van de greppels heeft ongetwijfeld bijgedragen tot een betere waterhuishouding van dit gebied.
ZAN 29