Met uitzondering van boring 2 is de natuurlijke ondergrond in het plangebied tot een diepte van 85-200 cm –mv verstoord door allerlei activiteiten in het recente verleden, wat uit paragraaf 3.2.1 en het veldonderzoek blijkt. Ook in boring 2 lijkt de bovenste kleilaag en de eventueel aanwezige humeuze A-horizont in het crevassezand te zijn afgegraven. Gezien deze verstoringen worden er in het westelijke deel van het plangebied geen intacte crevasseafzettingen verwacht, terwijl deze waarschijnlijk in het grootste deel van het plangebied nooit aanwezig zijn geweest en uit natte en laag gelegen komafzettingen hebben bestaan, die in de diepere ondergrond op een veenpakket liggen. Binnen deze afzettingen worden geen archeologische vindplaatsen verwacht, die men meestal aantreft op de wat hoger en droger gelegen gronden.Bovenstaande betekent dat de kans klein is dat in het plangebied nog bewoningresten te verwachten zijn wat de eerst 4 m –mv betreft. Daarom wordt aan het plangebied een lage verwachting toegekend voor de zone tot 4 m –mv om archeologische vindplaatsen aan te treffen. Voor het gedeelte dieper dan 4 –mv geldt een onbekende archeologische verwachting.
Issued: 2016-07-21