Naar aanleiding van de resultaten van een eerste archeologisch inventariserend veldonderzoek in het tracee van de nieuw aan te leggen waterberging in het gebied ten westen van Nieuwlande, gemeente Hoogeveen, is door het bevoegd gezag besloten tot een verder inventariserend en waarderend onderzoek in het tracee van de waterberging. Dit nader onderzoek dient uitgevoerd te worden op die plaatsen waar onder het veen een min of meer intacte podzolbodem is aangetroffen, en in een deel waar zich mogelijk een pingoruıne bevindt. Daartoe heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) van 12 tot 14 april 2006 grondboringen uitgevoerd in het gekozen traject.ConclusieHet resultaat van dit onderzoek geeft aan dat er in het traject een opeenvolging is van zandkopjes (mogelijk zandruggen) met daartussen lager gelegen delen. In de lager gelegen delen is het veen bewaard gebleven. Onder het veen zijnn vrijwel geen volledig gave (podzol)bodems gevonden. Alleen op de hellingen nabij de top van de zandkopjes zijn restanten van een podzolbodem gevonden. De zandkopjes daarentegen bevatten wel duidelijk aanwezige, min of meer intacte podzolbodems.Archeologische indicatoren zijn voornamelijk gevonden in de boorkernen uit de zandkopjes en op de aansluitende hellingen. Vooral bij kopje 2 (boorpunten 76–84) en in mindere mate bij het kopje 3 (boorpunten 115–138) zijn in het pleistocene zand houtskoolresten, fijne vuurstenen fragmenten en vuursteenbrokjes gevonden en zijn de bodems nagenoeg intact. De archeologische indicatoren zijn secundair en geen absoluut bewijs voor de aanwezigheid van een vindplaats. Het enige bewerkte vuursteenfragment is aan het oppervlak gevonden bij boorpunt 50. Wel zijn vrij veel brokken vuursteen aan het oppervlak gevonden, en dan vooral bij kopje 2. Omdat de bouwvoor echter vrijwel zeker uit opgebracht zand bestaat (mogelijk uit de sloten en kanalen) kan hieruit evenmin met zekerheid de aanwezigheid van vuursteenvindplaatsen worden bepaald. De concentratie van indicatoren op en bij de kopjes 2 en 3 leidt echter wel tot een hoge verwachting om in dat gebied vindplaatsen aan te treffen. De resultaten van het onderzoek in het zuidelijk traject (boorpunten 141–153) tonen aan dat hier geen sprake is van een pingoruıne, maar van een beekdal. Ook hier zijn in de bovengrond en in de boorkernen van een zandkopje secundaire archeologische indicatoren aangetroffen.Gezien de resultaten en de conclusies van het onderzoek is de verwachting hoog om in de trajectdelen waar zandkopjes zijn gevonden archeologische vindplaatsen uit de steentijd aan te treffen. Vooral bij zandkop 2 en in iets mindere mate bij zandkop 3 is deze verwachting concreet. De eerste aanbeveling is om deze trajectdelen te beschermen en ongemoeid te laten. Indien dit echter – gezien het belang van de voorgenomen activiteiten – niet mogelijk is, wordt aanbevolen in deze trajectdelen nader onderzoek te doen.
Date: 20-04-2006 (aanvang onderzoek)
Date: 2006