In opdracht van de provincie Flevoland heeft RAAP in februari 2017 een archeologisch onderzoek uitgevoerd in het plangebied Verbindingsweg en Halve Aansluiting A6 in Lelystad, gemeente Lelystad, deelgebied Noord. De aanleiding voor dit onderzoek is het voornemen om op deze locatie een nieuwe verbindingsweg te realiseren. Het onderzoek is nodig in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning, aangezien naar verwachting eventueel aanwezige archeologische resten bij toekomstige graafwerkzaamheden in het gebied zullen worden verstoord. Een archeologische onderbouwing met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden is derhalve verplicht conform het vigerend gemeentelijk beleid. Op basis van het eerder uitgevoerde bureauonderzoek gold voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen uit het (Laat) Paleolithicum tot en met de Bronstijd en een onbekende verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Tijdens het veldonderzoek is een bodemopbouw van Zuiderzee en/of Almere afzettingen, al dan niet op veen, stuifzand of verspoeld zand, op dekzand aangetroffen. De top van het dekzand is deels geërodeerd, maar ook deels nog intact aangetroffen. Op basis van het veldonderzoek kan de gespecificeerde verwachting worden aangescherpt. In de delen van het plangebied waarbij bodemvorming in het dekzand is waargenomen kan de hoge archeologische verwachting voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen uit het (Laat) Paleolithicum tot en met de Bronstijd gehandhaafd blijven. Voor de overige delen kan deze verwachting naar beneden, naar laag worden bijgesteld. De onbekende verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Blijft gehandhaafd. Aan de hand van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat bij de uitvoering van de werkzaamheden mogelijk archeologische resten kunnen worden verstoord. In het kader van de bestaande planvorming wordt op basis van de resultaten van het onderzoek aanbevolen een vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen. Geadviseerd wordt om geen graafwerkzaamheden dieper dan 4,5 m -NAP te verrichten. Indien dit niet mogelijk blijkt wordt geadviseerd om een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (IVO) karterende fase (figuur 5). Geadviseerd wordt om op basis van de werkelijk ingrepen in overleg met het bevoegd gezag de beste methode voor het karterend onderzoek te bepalen. Hierbij kan men denken aan een karterend booronderzoek, bijvoorbeeld indien heipalen geplaatst worden of een proefsleuvenonderzoek, bijvoorbeeld indien graafwerkzaamheden uitgevoerd gaan worden.