Deelgebied A: waterpartij Op basis van het bureauonderzoek geldt voor deze locatie een specifieke verwachting voor vindplaatsen in ‘natte’ context. Concreet kan het gaan om sporen van activiteiten in het beekdal die samenhangen met de nabijgelegen nederzettingslocatie. Uit de boringen blijkt dat onder een antropogeen pakket vanaf 90 cm beneden maaiveld sprake is van beekafzettingen die onder andere uit veen bestaan. Mogelijk is hier een restgeulvulling van een oude meander aangeboord maar het kan ook gaan om een grotere veenvlakte in het beekdal. Op basis van het aantreffen van beekdalafzettingen blijft de middelhoge verwachting voor vindplaatsen in ‘natte’ context voor deze locatie gehandhaafd. Bovendien zorgt het veen voor een goede conservering van eventueel aanwezige archeologische resten. Afhankelijk van de ouderdom van het veen kunnen zowel in de top van het veen, in het veen en daaronder archeologische resten voorkomen.Deelgebied B: loods Aan deze locatie is een hoge verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. Vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke bodem. Tijdens het booronderzoek zijn geen restanten van de oorspronkelijke bodem meer waargenomen. Deze is geheel opgenomen in de bouwvoor waardoor sprake is van AC-profielen. Bovendien is in de helft van dit deelgebied de top van de C-horizont (het niveau voor ondiepe grondsporen) verstoord. Op basis van deze bodemopbouw wordt de hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars naar laag bijgesteld.Deelgebied C: bouwvlak woning Voor deze locatie geldt een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars. Tijdens het booronderzoek is onder de bouwvoor een restant van een podzolbodem aangetroffen in de vorm van een Bs-/BC-horizont. Dit bodemtype bevestigt de gunstige locatie voor een vuur-steenvindplaats. De podzolbodem is wel grotendeels opgenomen in de bouwvoor maar vuursteen-concentraties kunnen nog deels in-situ liggen en ook ondiepe grondsporen zoals haardkuilen kunnen nog intact zijn. Vanwege deze hoge verwachting is aanvullend een veldkartering uitgevoerd om archeologische indicatoren op te sporen. Aan het oppervlak zijn geen fragmenten bewerkt vuursteen gevonden. Op basis hiervan wordt de kans op de aanwezigheid van een vuursteenvindplaats op deze locatie klein geacht. De hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars wordt daarom naar laag bijgesteld.Deelgebied D: bouwvlak woning Aan deze locatie is een hoge verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen van jager-verza-melaars uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. Tijdens het booronderzoek zijn geen restanten van de oorspronkelijke bodem (vermoedelijk een podzolbodem) aangetroffen. Er is sprake van een AC-profiel. Het archeologische niveau van een vuursteenvindplaats zal vrijwel geheel zijn verdwenen en daarom wordt de kans op een (deels) intacte vuursteenvindplaats klein geacht. Op basis van de bodemopbouw wordt de hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars naar laag bijgesteld.Deelgebied E: historische houtzagerij Ook voor deze locatie geldt een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum. Op basis van het booronderzoek is geconcludeerd dat door de bouw van de boerderij de bodem tot op grote diepte is verstoord. Het potentiële archeologische niveau is dan ook geheel verdwenen. De hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars wordt naar laag bijgesteld.Deelgebied F: sloot Voor de noordelijke helft van dit deelgebied geldt vanwege de ligging in het beekdal een specifieke verwachting voor vindplaatsen in ‘natte’ context. Aan de zuidelijke helft is een hoge verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars. Op basis van de bodemopbouw blijft de middelhoge verwachting op beekdalgerelateerde vindplaatsen voor de noordelijke helft van dit deelgebied gehandhaafd want onder het antropogene pakket is vanaf 50 cm beneden maaiveld beekoverstromingsleem aangetroffen dat plaatselijk venig is ontwikkeld. Op basis van boring 4 in de zuidelijke helft van het deelgebied is geconcludeerd dat oorspronkelijk podzolbodems zijn ontwikkeld maar deze zijn geheel verstoord aangetroffen. Het archeologische niveau voor vuursteenvindplaatsen is dus niet meer intact. De kans op een (deels) intacte vuursteenvindplaats wordt daarom klein geacht. Op basis van de bodemopbouw wordt de hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars dan ook naar laag bijgesteld.Deelgebied G: groenstrook/geluidswal Net als deelgebied F is de archeologische verwachting opgesplitst tussen het noordelijke deel met een specifieke verwachting voor vindplaatsen in ‘natte’ context en het zuidelijke deel met een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars. In het noordelijke deel is sprake van een intacte bodemopbouw met vanaf 50 cm beneden maaiveld een veenpakket met een dikte van 65 cm met daaronder grofzandige afzettingen. Mogelijk is hier een restgeulvulling van een oude meander aangeboord maar het kan ook gaan om een grotere veenvlakte in het beekdal gaan. Op basis van het aantreffen van beekdalafzettingen blijft de middelhoge verwachting voor vindplaatsen in ‘natte’ context voor het noordelijke deel deze locatie gehandhaafd. Bovendien zorgt het veen voor een goede conservering van eventueel aanwezige archeologische resten. Afhankelijk van de ouderdom van het veen kunnen zowel in de top van het veen, in het veen en daaronder archeologische resten voorkomen. De boring in het zuidelijke deel laat een AC-profiel zien waarbij geen restanten van een podzolbodem zijn aangetroffen en de top van de C-horizont is verrommeld. Op basis van deze bodemopbouw wordt de hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars naar laag bijgesteld.Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht voor de nieuwbouw van de loods (deelgebied B), de woningen (deelgebieden C en D) en historische houtzagerij (deelgebied E). Hier wordt de kans op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats klein geacht.In deelgebied A en de noordelijke helft van de deelgebieden F en G kunnen archeologische resten aanwezig zijn die samenhangen met de nabijgelegen nederzetting op de dekzandrug ten noorden van het plangebied. Hier kan bijvoorbeeld worden gedacht aan afvaldumps of plaatsen van ‘rituele depositie’ maar ook voorwerpen die zijn gebruikt voor voedselverzameling en –verwerking, zoals pijlpunten, harpoenen, fuiken e.d. Dergelijke vindplaatsen bestaan in het algemeen uit puntvondsten die lastig van te voren zijn op te sporen of te voorspellen. De aanleg van de sloot (deelgebied F) en groenstrook/geluidswal (G) lopen deels door deze verwachtingszone maar de kans dat daadwerkelijk archeologische vondsten worden geraakt, wordt klein acht omdat de graafwerkzaamheden uit een smalle strook bestaan en een klein oppervlak beslaan. Voor deze deelgebieden wordt daarom geen vervolgonderzoek aanbevolen.De beoogde waterpartij betreft een groter, aaneengesloten oppervlakte van ca. 1.300 m2. Hier is de kans op het aantreffen van een vindplaats groter en kan ook beter in een context worden geplaatst en onderzocht vanwege het grotere oppervlak dat bloot komt te liggen. Monumentenhuis Brabant geeft aan dat zij de kans klein vinden dat daadwerkelijk archeologische resten worden aangetroffen die binnen een ‘natte’ context vallen. Een vervolgonderzoek zal in dit geval vermoedelijk weinig toevoegen aan het inmiddels bekende onderzoeksresultaat. Vervolgonderzoek is ook voor deze locatie niet nodig. Wel ziet de gemeente graag dat, in overleg met de opdrachtgever, de heemkundekring gelegenheid wordt geboden om waarnemingen te verrichten bij de grondwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de poel.