De geinterviewde ging in dienst en kwam bij het 4e Regiment Huzaren. In 1943 werd hij opgeroepen voor krijgsgevangenschap in Duitsland en kwam in Mulberg an der Elbe. De geinterviewde beschrijft de situatie in het kamp en het vertrek naar Dresden. Hij moest werken bij een fabriek tot 1945. Hij vertelt over de situatie in het kamp. Hij kreeg maar eenmaal salaris en verder alleen gevangengeld en Rode Kruis pakketten. Soms kon hij aan sigareten komen. Ondanks de situatie kon er nog wel gelachen worden. Via het Zweedse Rode Kruis kreeg hij ander werk waardoor hij naar de radio kon luisteren. Het grote bombardement van Dresden is de geinterviewde goed bijgebleven. Met gevonden voedsel en alcohol kon hij weer even relatief goed vooruit. In Dresden moest hij 7 weken lang lijken ruimen en heeft daar na de oorlog psychische problemen aan overgehouden. De geinterviewde ondervond eenmaal thuis problemen in zijn gezin vanwege zijn niet geheel negatieve houding tegenover Duitsers.