In opdracht van Jhr. C.A. de Beaufort heeft RAAP in april en mei 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Poppenallee 31a te Dalfsen in de gemeente Dalfsen.Op basis van de tijdens het bureauonderzoek verzamelde gegevens is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Deze geeft inzicht in de aard en de ouderdom (inclusief omvang en uiterlijke kenmerken), (diepte)ligging, en gaafheid van eventueel aanwezige archeologische resten.Het plangebied ligt op de overgang van een dekzandrug naar een vlakte met ten dele verspoeld dekzand. Er komen daardoor in het plangebied gradiëntsituaties voor. Zodoende worden vindplaatsen van jager-verzamelaars verwacht, zoals in de omgeving van het plangebied ook zijn aangetroffen. Het plangebied kenmerkt zich door de ligging op een hooggelegen dekzandrug en op de overgang naar een laaggelegen vlakte met (ten dele) verspoeld dekzand en rest- en crevassegeulen in het noorden en rivierafzettingen in het zuiden. Hierdoor worden wel archeologische resten vanaf het neolithicum tot en met de Romeinse tijd en mogelijk de vroege middeleeuwen verwacht. Op basis van bronnen en het historisch kaartmateriaal blijkt dat er in de late middeleeuwen en de nieuwe tijd bewoning in de directe omgeving het plangebied heeft plaatsgevonden in de vorm van de havezate Diese of Eze, het landgoed Frankeler en uiteindelijk landgoed Mataram. Zodoende worden in het plangebied archeologische resten van gebouwen, percelering, tuininrichting en landbouw verwacht uit de periode late middeleeuwen t/m nieuwe tijd. Gedurende de Tweede Wereldoorlog heeft het landgoed te maken gehad met Duitse V2 stellages en bombardementen op het terrein. De locaties van de stellages zijn bekend en één locaties ligt in de buurt van het plangebied. Binnen het plangebied kunnen zodoende resten uit de Tweede Wereldoorlog aangetroffen worden in de vorm van grondsporen, munitie, wapentuig en een spreiding van vondstmateriaal.Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Gezien de geringe grootte van de werkzaamheden zal het doen van waarnemingen en bepalen van de context echter waarschijnlijk niet haalbaar zijn. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht. Gezien de historie van het landgoed en de mogelijke aanwezigheid van oudere resten wordt aanbevolen om een inspectie uit te laten voeren tijdens of direct na de werkzaamheden.
