Plangebied ‘Zones dijkverbetering/aanleg sloten in dijkvakken 2 en 7 langs de Aa’ te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht ; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

In opdracht van Waternet heeft RAAP in april en mei 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied ‘Zones dijkverbetering/aanleg sloten in dijkvakken 2 en 7 langs de Aa’ te Breukelen in de gemeente Stichtse Vecht.

Op basis van het door Antea uitgevoerde bureauonderzoek (Colijn, 2020) en enige aanvullingen hierop bestond de volgende archeologische verwachting. Er bestond voor de onderzoeksgebieden binnen de voorgenomen maximale ontgravingsdiepte (1 m – mv) een middelhoge-hoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit de ijzertijd- Romeinse tijd. Deze verwachting was voornamelijk gebaseerd op de ligging van de onderzoeksgebieden op de stroomgordel van de Oud Aa, die tussen circa 1.000 voor Chr. en 100 na Chr. actief was. Hierbij hebben vooral (gerijpte) oeverafzettingen enige archeologische potentie. Archeologische resten kunnen zich ook op crevasse-afzettingen bevinden, die mogelijk in dijkvak 2 aanwezig zijn. Waarschijnlijk was de directe omgeving van de onderzoeksgebieden in de Romeinse tijd natter door een verminderde waterafvoer van het Vecht/Angstelriviersysteem, waardoor er reeds veengroei verder weg van stroomgordels kon plaatsvinden. Deze veenvorming zette zich door in de vroege middeleeuwen, waarvoor een lage archeologische verwachting geldt. Het is onduidelijk of er in de onderzoeksgebieden veen in de ondergrond aanwezig is. Er bestond een lage-middelhoge archeologische verwachting voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Rond de 11e eeuw wordt het drassige veengebied in de omgeving ontgonnen. Op basis van historische kaarten werd geen bebouwing binnen de grenzen van de onderzoeksgebieden verwacht. Mogelijk zijn er wel oudere dijken, kades en/of sloten in de plangebieden aanwezig. Resten die samenhangen met de Oud e Hollandse Waterlinie werden niet verwacht, deze liggen circa 250 m ten noordoosten van dijkvak 2. Ongeveer 240 m ten noordoosten van onderzoeksgebied 1 wordt voor een locatie in de binnenbocht van de Aa melding gemaakt van de vondst van resten van een (laat) middeleeuws slot. Zulke archeologische resten en vindplaatsen werden niet binnen de grenzen van de huidige onderzoeksgebieden verwacht.

Archeologische resten werden direct aan het maaiveld of onder de bouwvoor verwacht. Archeologische resten uit de ijzertijd, Romeinse tijd en vroege middeleeuwen werden in de top van stroomgordelafzettingen verwacht. Er gold een specifieke verwachting voor oeverafzettingen. De bewoningsniveaus in deze afzettingen zullen zich mogelijk bodemkundig kenmerken door een cultuurlaag, laklaag en/of andere indicaties (zoals ontkalking en rijping van het sediment).

Resultaten verkennend archeologisch booronderzoek In het plangebied zijn 11 boringen verricht in twee raaien (in dijkvak 2 en 7). Er is geboord tot maximaal 300 cm –mv. De onderlinge boorafstand bedroeg 20-30 m. De bodemopbouw in dijkvak 7 (het westelijke onderzoeksgebied) is vrij uniform (bouwvoor op oeverafzettingen op geul-/restgeulafzettingen op beddingafzettingen. In dijkvak 2 (het oostelijke onderzoeksgebied) is de bodemopbouw gevarieerder. Hier zijn plaatselijk vermoedelijke crevasseafzettingen aanwezig. In deze zone zijn tevens oeverafzettingen aanwezig en in de drie meest noordoostelijk gelegen boringen zijn komafzettingen relatief dicht onder het maaiveld aanwezig. In alle boringen in dijkvak 7 en in 3 van de 5 boringen in dijkvak 2 zijn oeverafzettingen en/of crevasseafzettingen met een middelhoge-hoge archeologische verwachting voor de ijzertijd-Romeinse tijd binnen de voorgenomen ontgravingsdiepte (1 m –mv) aangeboord. Hoewel de aangeboorde top van de niet geroerde oever- en crevasseafzettingen ontkalkt is en tekenen van bodemvorming vertoont (onder andere ontkalking van het sediment), lijkt de oorspronkelijke top van deze afzettingen te zijn opgenomen in de bouwvoor. Daarnaast is het waarschijnlijk dat ter plekke van 5 van de 6 boringen in dijkvak 7 afgravingen hebben plaatsgevonden, waardoor het bovenste deel van de oeverafzettingen zal zijn vergraven. Hoewel de aanwezigheid van oevers en crevasses de opgestelde archeologische verwachting voor de ijzertijd-Romeinse tijd ondersteunt, zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis van de relatief geringe onderlinge boorafstand (20 - 30 m) en de verwachte perioden worden zulke archeologische indicatoren en ook bodemkundige indicaties (bijvoorbeeld cultuurlagen en/of laklagen) wel verwacht in het geval dat in of in de directe nabijheid van het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn. De aangetroffen geul-, restgeul-, verlandings-, kom- en meerafzettingen gaan gepaard met een lage archeologische verwachting voor bewoningssporen.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de kans dat in de onderzochte zones archeologische resten bedreigd worden gering is.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-29a-r5a8
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-fa-a2a5
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:195280
Provenance
Creator Peeters, D.
Publisher RAAP Archeologisch Adviesbureau BV
Contributor RAAP Archeologisch Adviesbureau BV
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; .csv; .GeoJson
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (4.981 LON, 52.185 LAT); Netherlands; Stichtse Vecht; Breukelen; Utrecht