In opdracht van Gemeente Hilvarenbeek heeft BAAC bv (onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie) te ‘s-Hertogenbosch een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) en een opgraving (DO) uitgevoerd in plangebied Leeuwerik fase III te Esbeek in de gemeente Hilvarenbeek. Het IVO-P is uitgevoerd op 6 en 7 mei 2013 en de opgraving van 26 augustus tot 4 september 2013. Aanleiding tot dit onderzoek was de voorgenomen ontwikkeling van het woongebied ‘Leeuwerik fase III’ in het plangebied. Hieronder valt de bouw van nieuwe woningen en de bijbehorende infrastructuur inclusief een ontsluitingsweg naar het noordwesten.Het plangebied ligt op de noordelijke rand van het Kempisch Hoog, een gebied dat door tektonische activiteit een relatief hoge ligging heeft gekregen. De bodemopbouw laat zien dat het plangebied wordt doorsneden door een noordoost-zuidwest georiënteerd dal. Dit dal heeft niet als waterloop gefunctioneerd. Desondanks zijn grote delen van het plangebied lange tijd relatief nat geweest. In deze delen heeft zich onder invloed van de relatief hoge grondwaterstand een veldpodzol ontwikkeld. Gezien de locaties van de greppels en paalkuilen waren alleen de laagste delen van het landschap te nat voor bewoning en/of beakkering. Door het agrarisch gebruik zal de top van het podzolprofiel van de hogere delen in de bouwvoor zijn opgenomen. Vanaf de 15e eeuw zullen grote delen van het plangebied bemest zijn met plaggenmest, waardoor een dikke humeuze bovengrond is ontstaan. Er zijn echter geen archeologische indicatoren in de bovengrond aangetroffen, die een datering kunnen geven voor het begin van de plaggenbemesting in het plangebied. Gezien het voorkomen van een dik, sterk gelaagd cultuurdek in de lagere delen, heeft men meerdere malen het landschap geëgaliseerd. Hierbij is materiaal van de hogere delen van het landschap afgeschoven.In het plangebied zijn tijdens het proefsleuvenonderzoek en de opgraving 435 relevante sporen aangetroffen, waaronder paalsporen, kuilen, een waterput, greppels en karrensporen. Hiervan is een groot aantal sporen toe te wijzen aan structuren, waaronder één of meerdere hoofdgebouwen, diverse bijgebouwen, een waterput en opslagkuilen. Op basis van het vondstmateriaal is vast komen te staan dat een deel van de antropogene sporen in de vroege ijzertijd gedateerd kan worden. Dit is de vroegste periode van gebruik van het terrein, oudere sporen en vondsten zijn niet aangetroffen. Uit de vroege ijzertijd dateren bijgebouwen, een waterput en mogelijk ook een hoofdgebouw. Er is één fase van bewoning onderscheiden. Omdat een deel van het erf wordt oversneden door sporen uit de middeleeuwen en nieuwe tijd is het lastig vast te stellen hoe het erf was ingedeeld.Het merendeel van de sporen dateert echter uit de middeleeuwen waaronder een bewoningsfase uit de vroege middeleeuwen en een bewoningsfase uit de volle/late middeleeuwen. Uit deze laatste periode dateren in ieder geval één hoofdgebouw en enkele bijgebouwen die tot één erf hebben behoort. Na het in onbruik raken van de vindplaats in de loop van de 14e eeuw is het plangebied vervolgens aan het einde van de late middeleeuwen en de nieuwe tijd in gebruik geweest voor andere activiteiten dan bewoning. Hierbij dient gedacht te worden aan akker- en weidegronden.Tijdens het archeologisch onderzoek is niet de gehele vindplaats blootgelegd. Voor de direct aan het plangebied grenzende percelen in het zuiden en zuidwesten geldt daarom dat hier vermoedelijk de sporen van de vindplaats zich uitstrekken. Deze sporen kunnen zowel uit de ijzertijd als de middeleeuwen dateren en voor deze perioden geldt dan ook een hoge archeologische verwachting. In het gebied tussen proefsleuf 3, 5, 6 en werkput 9 worden ook nog sporen verwacht, met name uit de middeleeuwen. Voor dit gebied geldt een hoge verwachting op het voorkomen van sporen uit de middeleeuwen. De percelen ten noorden van het plangebied, dus ten noorden van proefsleuf 8 zouden mogelijk archeologische resten uit het einde van de vroege of het begin van de volle middeleeuwen kunnen opleveren. Ook hier geldt een hoge verwachting voor sporen uit de middeleeuwen. Voor alle overige perioden is de archeologische verwachting voor de direct aangrenzende percelen laag.
Date: 2016-05
Files not yet migrated to Data Station. For access to these files, please contact DANS at info@dans.knaw.nl.