In opdracht van GEM Holtum-Noord II heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau tussen 6 augustus en 17 september 2007 en 4 en 8 februari 2008 een inventariserend veldonderzoek met proefsleuven en een direct aansluitende opgraving uitgevoerd in verband met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Holtum-Noord II, deelgebied Geko fase 2 in de gemeente Sittard-Geleen.Het onderzoeksgebied bevindt zich op de holocene riviervlakte van de Maas in Midden-Limburg. Het noordelijke deel van het onderzoeksgebied ligt in een oude Maasgeul, terwijl het zuidelijke deel op het Pleistocene Maasterras ligt. De Maasgeul kan opgevat worden als een zich naar het zuidoosten verplaatsende kronkelwaard, waarbij het noordelijke gedeelte van het plangebied zich gedurende de Romeinse tijd heeft opgevuld. In de laat-Romeinse tijd bevindt zich een smalle watervoerende restgeul tegen het Pleistioce terras in het zuiden. Een tegen de zuidelijke oever aangebrachte beschoeiing uit eind 3e, begin 4e eeuw wijst op menselijke activiteiten in dit gebied langs deze restgeul. Alvorens eind 4e, begin 5e eeuw Germaanse bewoners in het gebied neerstrijken, is de restgeul binnen het onderzoeksgebied verder opgevuld. Het is niet geheel duidelijk maar wel aannemenlijk, of toen, net ten oosten van het plangebied, nog een watervoerende restgeul aanwezig was.Op basis van het proefsleuvenonderzoek (2400 m2) zijn resten van vijf vindplaatsen aangetroffen, waarvan alleen vindplaatsen 1 en 2, behoudenswaardig werden bevonden. Vindplaats 1 (ca. 400-425 na Chr.) bestaat uit de resten van een Germaanse nederzetting aan de noordelijke zijde langs de restgeul. Vindplaats 2 wordt gevormd door humeuze vullingen met anorganische en organisch vondstmateriaal (3e-4e eeuw) in de basisgeulafzettingen van de restgeul. Vindplaatsen 3 en 4 werden niet behoudenswaardig gevonden. Het gaat respectievelijk om slecht bewaarde resten uit de laat-Romeinse tijd, direct ten zuiden van de de restgeul, en een kleilaag met resten van verspoeld Romeins vondstmateriaal. Vindplaats 5 is pas tijdens de opgraving zelf duidelijk in beeld gekomen. Het betreft enkele kuilen en vondsten uit de Volle tot Late Middeleeuwen 11e - 13e eeuw), de westelijke voortzetting van een uit het karterende vooronderzoek bekende vindplaats uit deze periode.Aangezien vindplaats 2 op een behoorlijke diepte onder het huidige oppervlak ligt (ca. 2,50 m -Mv en dieper) en de bodemverstorende activiteiten ten behoeve van de nieuwbouw niet dieper dan 1,50 m -Mv zouden bedragen, konden de resten van vindplaats 2 in situ bewaard blijven en is alleen vindplaats 1 middels een opgraving nader onderzocht.Op vindplaats 1 zijn nederzettingsresten uit het eerste kwart van de 5e eeuw aangetroffen. Het gaat om kuilen, paalsporen, ovens en een mogelijke hutkom. Deze resten waren in het grootste gedeelte van de vindplaats afgedekt door een oude akkerlaag met vondstmateriaal uit dezelfde periode. De vondsten bestaan uit handgevormd en gedraaid aardewerk, (Romeinse) dakpanfragmenten, glas, metaal, slak, bot en verkoolde botanische resten. De sporen wijzen op een gedeelte van een erf in het noorden en een activity-area (een cluster ovens) in het zuiden. In de ovens werd ijzer gesmeed en oudmetaal omgesmolten. Uit enkele vondsten, de voedseleconomie en de hutkom, kan afgeleid worden dat de bewoners oorspronkelijk uit het noorden van Nederland afkomstig zijn en daarom Germanen kunnen worden genoemd. Opmerkelijk is dat het aanwezige Romeinse muntensemble wijst op een niet monitair gebruik van dit geld; het werd slechts (als grondstof) omgesmolten.
Date: 2007-08-06
Date Submitted: 2012-10-10
Files not yet migrated to Data Station. For access to these files, please contact DANS at info@dans.knaw.nl.