Gespecificeerde archeologische verwachtingIn het plangebied kunnen archeologische resten voorkomen vanaf het Laat-Neolithicum, maar de kans wordt wel laag geacht, conform de archeologische beleidskaart van de gemeente Noordwijkerhout. Het plangebied ligt namelijk landschappelijk gezien binnen een ingesloten strandvlakte (ingesloten tussen strandwallen) die aan het einde van het Laat-Neolithicum is gevormd, tussen 2500 en 2250 voor Chr. Derhalve worden ter plaatse van het plangebied geen archeologische resten ouder dan het Laat-Neolithicum verwacht. Na de vorming van een nieuwe strandwal in westelijke richting vormde de strandvlaktes echter geen bewoningslocatie. Bewoning vond voornamelijk plaats op of langs de rand van de oude strandwallen. De in de omgeving van Noordwijkerhout en Hillegom gelegen vindplaatsen zijn ook grotendeels gelegen op dergelijk strandwallen of de flanken daarvan. De strandvlaktes waren waarschijnlijk alleen in gebruik ten behoeve van jacht, visserij en akkerbouw. Het plangebied behoort tot het gebied van de bloembollenteelt, waarvan bekend is dat hiervoor de bodem vaak diep verploegd of omgezet is.Resultaten inventariserend veldonderzoekUit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat de bodemopbouw een zogenaamde zanderijgrond betreft, ten behoeve van de bloembollenteelt. Tot 70 cm -mv is de bodem matig tot zwak humeus en vindt er hieronder een scherpe overgang plaats naar lichtgrijs en vervolgens grijs (onder grondwaterniveau) gekleurd, zwak siltig kalkrijk, zeer fijn zand. Dit zand loopt door tot in ieder geval 300 cm -mv. Het gaat waarschijnlijk om een omgespoten zandlaag die overgaat in de Cr-horizont, maar onderscheid is op basis van visuele kenmerken niet te maken. Wellicht dus dat het gaat om omgezette grond dat nog tot enkele meters onder het geboorde niveau van 300 cm -mv doorloopt. In de ondergrond zijn verder ook geen door duinzand begraven bodems waargenomen tot in ieder geval een diepte van 3 m -mv.Het opgeboorde materiaal is geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren. In geen van de boringen zijn archeologisch relevante indicatoren waargenomen. ConclusieOp basis van het ontbreken van een intacte bodemopbouw en het ontbreken van archeologische indicatoren kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet (meer) worden verwacht binnen het plangebied.De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, wordt door het booronderzoek bevestigd. Het plangebied ligt binnen een strandvlakte. Door intensief gebruik van de grond ten behoeve van de bloembollenteelt, waarbij ook de bodem is opgespoten om kalkrijk zand naar boven te halen, is sprake van een verstoorde bodemopbouw. Door deze diepe bodemverstorende ingrepen en het verder ontbreken van mogelijk oudere bewoningsniveaus als archeologisch vondstmateriaal, zijn er geen aanwijzingen meer om nog een archeologische vindplaats uit het Laat-Neolithicum te verwachten. De vermoedelijk voorheen afdekkende veenlaag, wellicht met hierop ook nog een pakket getijafzetting, is volledig afgegraven. Daarmee zullen eventueel voorheen aanwezige archeologische resten daterend vanaf de Bronstijd ook zijn verwijderd. De lage archeologische verwachtingswaarde voor het plangebied zoals aangegeven op de archeologische beleidskaart van de gemeente Noordwijkerhout, blijft voor het plangebied dan ook gehandhaafd. Er is dan ook geen aanleiding om aanvullend onderzoek te laten uitvoeren.SelectieadviesOp grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden en de verstoorde bodemopbouw binnen het plangebied, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Noordwijkerhout hiervan per direct in kennis te stellen.
Date Accepted: 2017-06-08
Modified: 2017-06-08