Het archeologisch onderzoek in Overgooi heeft een – naar Almeerse begrippen – lange voorgeschiedenis. Het begin ervan ligt in 1998 en indertijd bestond “bureauonderzoek’ zoals dat tegenwoordig in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) is gedefinieerd, nog niet. Maar dat wil niet zeggen dat er geen inventarisatie is uitgevoerd en uitvoerig is nagedacht over wat er nu in de ondergrond van plangebied Overgooi aan archeologische resten aanwezig zou kunnen zijn. In tegendeel zelfs. In 1999 heeft de gemeente Almere aan RAAP Archeologisch Adviesbureau gevraagd om een Plan van Aanpak op te stellen voor de archeologische begeleiding van de ontwikkeling van drie plangebieden, te weten Almere Poort, Hout en Overgooi. Dat plan is opgesteld in nauwe samenspraak met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), in het bijzonder met mevr. drs. A. Otte en dhr. dr. J.H.M. Peeters. Het beoogde is een inzicht te verschaffen in de locatie, omvang en aard van archeologisch meer of minder waardevolle gebieden (Raemaekers, 1999a). Daarbij is met name naar terrestrische archeologische waarden gekeken en vooral naar welke in het dekzand en/of in de Unioklei (oeverwallen) aanwezig zouden kunnen zijn.