De bodem binnen het plangebied is opgebouwd uit afzettingen van het Laagpakket van Walcheren op een Hollandveen Laagpakket op Afzettingen van Calais (Laagpakket van Wormer). Binnen het plangebied werden vanaf het maaiveld enkele (sub)recente sporen c.q. verstoringen aangetroffen, waaronder enkele perceleringsgreppels, drainagesleuven en resten van de voormalige Schottersweg. De hoogte van het maaiveld varieert van 0,40 meter –NAP tot 0,10 meter –NAP in het midden van het plangebied. In het zuiden en noorden van het plangebied kwamen veel veenwinningskuilen aan het licht die wijzen op grootschalige moerneringsactiviteiten in de Nieuwe tijd. Hierdoor werd binnen het plangebied vrijwel geen intacte toplaag van het Hollandveen Laagpakket waargenomen. De meeste van deze moerneringskuilen tekenden zich af vanaf de onderkant van de voormalige bouwvoor, maar het is niet uitgesloten dat een aantal van deze veenwinningskuilen teruggaat tot de late Middeleeuwen. Aanwijzingen voor Romeinse veenontginning werden niet aangetroffen.In het middengedeelte van het plangebied dagzomen kreekafzettingen van het Laagpakket van Walcheren waarop vanaf ca. 0,35 meter –NAP (ca. 0,30 meter –mv) bewoningssporen uit de late Middeleeuwen aanwezig waren. Ter plaatse van deze kreekrug, behorende tot de in eerder onderzoek genoemde vindplaats 9, werd het maaiveld slechts een tiental centimeter opgehoogd, terwijl het ophoogpakket in de resterende delen van het plangebied ruim een halve meter bedraagt. In het zuidelijke deel van het plangebied werden de kleiige afzettingen van Calais geattersteerd op een diepte van ca. 3,50 meter –NAP. Enkel in het noordelijke deel van het plangebied werden op een diepte van ca. 2,8 meter -NAP twee opduikende kleirugjes behorende tot het Laagpakket van Wormer gedocumenteerd. De uitwerking van dit onderzoek heeft zich toegespitst op de laatmiddeleeuwse bewoningssporen (sporen 6, 9 en 10) die ter plaatse van de inversierug werden aangetroffen. Deze sporen betreffen respectievelijk een afvalkuil, een greppel en een ophoogpakket en maken deel uit van de eerder genoemde vindplaats 9. Aan de hand van de studie van een kleine hoeveelheid aardewerk uit de vulling kan de ingebruikname van deze sporen – en voorlopig ook de datering van vindplaats 9 - verfijnd worden van de 12de eeuw tot de eerste helft van de 13de eeuw.Aan de hand van archeobotanisch en –zoölogisch onderzoek werd duidelijk dat de middeleeuwse bewoners van de Goese vindplaats 9 onder meer vijg, (raapzaad)olie en granen, zoals gerst,broodtarwe, emmertarwe en waarschijnlijk ook haver en rogge, tot hun beschikking hadden. Naast schaap-geit en rund hebben mosselen en ook kabeljauw zeker op het menu gestaan. Mogelijk werden gerst, haver, tarwe en raapzaad op lokale akkers verbouwd. De akkers in de omgeving van de onderzoekslocatie waren relatief voedselrijk en bevonden zich waarschijnlijk op een plek die (net) buiten het directe bereik van de zee lag.De huidige onderzoeksresultaten en de begrenzing van de laatmiddeleeuwse vindplaats komen in sterke mate overeen met die van de herwaardering van vindplaats 9, gelegen binnen de gemeentelijke vindplaats GOES-8. Op basis van de onderzoeksresultaten kan verondersteld worden dat de inversierug zich ook verder ten zuidoosten van de Columbusweg en de aangelegde watergang uitstrekt. Op deze kreekafzettingen kunnen in zuidoostelijke richting vanaf een diepte van circa 0,30 meter –mv nog meer laatmiddeleeuwse sporen, behorende tot vindplaats 9, verwacht worden.Ook voor de overige vindplaatsen op kreekafzettingen van het Laagpakket van Walcheren in de directe omgeving van het plangebied (vindplaatsen 11 en 13) geldt dat mogelijke archeologische resten en sporen vanaf de onderkant van de voormalige bouwvoor aanwezig kunnen zijn.Binnen het plangebied is ten gevolge van grootschalige moerneringsactiviteiten in de Nieuwe tijd het Hollandveen Laagpakket grotendeels niet meer intact aanwezig, waardoor de kans op het aantreffen en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen uit de IJzertijd en/of Romeinse tijd vervalt. Voor gebieden waar geen moernering heeft plaatsgevonden en een mogelijk intact Hollandveen aanwezig is, blijft de hoge archeologische verwachting voor de IJzertijd en Romeinse periode behouden. In het midden van het plangebied grenst de inversierug in noordwestelijke richting aan de eerder afgebakende vindplaats 9. De laatmiddeleeuwse sporen werden vanaf een diepte van ca. 0,30 meter beneden maaiveld aangetroffen en maken bijgevolg deel uit van vindplaats 9. Dit betekent dat de zuidoostelijke grens van vindplaats 9, die tot op heden wordt afgebakend door de huidige Columbusweg, dient aangepast te worden en in zuidoostelijke richting vergroot kan worden, zoals op afbeelding 27 wordt weergegeven. Ter plaatse van deze kreekafzettingen wordt voor toekomstige plannen in dit plangebied een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht indien de graafwerkzaamheden dieper reiken dan 0,40 meter beneden maaiveld.Ook voor de vindplaatsen 11 en 13, gelegen op kreekafzettingen van het Laagpakket van Walcheren ten noorden van het huidige plangebied, wordt een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht indien de graafwerkzaamheden dieper reiken dan 0,40 meter beneden maaiveld.