Tussen 3 en 24 maart 2003 is op twee plaatsen in de gemeente Goirle door het bureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie (BAAC) een archeologisch proefonderzoek uitgevoerd. De opgravingsterreinen zijn gelegen ten noorden van de bebouwde kom van Goirle, tussen de Rillaerse Baan en de snelweg A58. Het onderzoek was een inventariserend veldonderzoek, door middel van karterende en waarderende proefsleuven, met als doel de aard, de conservering en de ruimtelijke spreiding van het bodemarchief te onderzoeken als basis voor een definitief selectieadvies. De aanleiding voor het onderzoek zijn de nieuwbouwplannen van de gemeente Goirle, waardoor het bodemarchief, indien het niet beschermd kan worden, ernstig zal worden aangetast. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Goirle (contactpersoon R. van Wijk), onder directie van archeologisch adviesbureau ArcheoLogic (contactpersoon H. van der Beek). Het onderzoek heeft plaatsgevonden onder opgravingsbevoegdheid van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Basis voor het onderzoek was een door de provincie vastgesteld PvE, opgesteld door ArcheoLogic.
Voor terrein A geldt dat de gevonden bewoningssporen zich bevinden op duidelijk afgebakende plaatsen. De aard van deze sporen is onduidelijk, de gaafheid is slecht. Hieruit volgt een lage waardering.
De situatie op terrein B is anders. De gaafheid van de sporen is hier goed. Ook hebben de vindplaatsen een hoge informatiewaarde. Het is hier niet alleen mogelijk om een IJzertijdnederzetting in zijn geheel op te graven, maar bovendien ligt het vermoedelijk bijbehorende grafveld op hetzelfde terrein. Ook de ruimtelijke spreiding en de aard van de sporen zijn duidelijk. Gezien deze waardering adviseren wij de betreffende vindplaats als behoudenswaardig aan te merken.
