De onderzoekslocatie ligt volgens de Archeologische Basiskaart van de gemeente Venlo grotendeels in een zone met een hoge
of middelhoge archeologische verwachting. Het plangebied ligt waarschijnlijk op een hoger gelegen dalvlakteterras. Het Maasterras waarop het plangebied ligt is gevormd in het Allerød. Op circa 600 meter ten zuidoosten ligt een restgeul waar de aangelegde Rijnbeek stroomt. Het is niet bekend of deze geul vóór de aanleg van de Fossa Eugeniana al als een (rest)geul aanwezig was. Om deze redenen wordt een middelhoge verwachting toegekend voor vindplaatsen uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum. De ligging op een dalvlakteterras op een hoger gelegen Maasterras zal voor latere landbouwende samenlevingen een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn geweest. Er zijn in de omgeving van het plangebied geen vindplaatsen bekend uit latere prehistorische perioden. In de wijde omgeving en richting de huidige loop van de Maas, zijn archeologische resten uit de Romeinse periode bekend. Voor het plangebied geldt daarom een hoge verwachting voor zowel nederzettingsresten uit de periode neolithicum tot en met de ijzertijd als voor nederzettingsresten uit de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen.
Het plangebied ligt op circa 750 meter ten noordoosten van de historische binnenstad van Venlo en maakt deel van een zone van kampontginningen met meerdere verspreidt gelegen landhuizen en versterkte huizen. Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat het plangebied deel uitmaakte van de bouwlandgronden nabij enkele primaire en secundaire wegen. Vanaf 1900 is in het
zuidwestelijke deel van het plangebied een gebouw aanwezig. Deze verdwijnt als de Heilig Hartkerk in 1921-1926 wordt gebouwd. Het is niet uit te sluiten dat binnen het plangebied historische bebouwing aanwezig was uit de periode vóór omstreeks 1800. Op basis van deze gegevens geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting voor de periode late middeleeuwen en nieuwe tijd. Ter plaatse van de onbebouwde zones zal de bodem vermoedelijk nauwelijks tot niet zijn verstoord.
Voor het plangebied wordt om bovenstaande redenen een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Dit kan plaatsvinden in de vorm van een verkennend booronderzoek om de intactheid van de bodem en de diepteligging van potentiële archeologische niveau(s) vast te stellen.