Well-Aijen, Werkvak 1. Archeologische opgraving.

Van 8 maart tot en met 26 maart 2010 heeft BAAC bv in samenwerking met Archeodienst bv in het plangebied Hoogwatergeul Well-Aijen Werkvak 1 nabij Well een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven verricht (IVO-p). Dit werd na een onderbreking van twee weken gevolgd door een opgraving van, op grond van de resultaten van de proefsleuven geselecteerde, terreindelen. Tijdens het onderzoek is 34.289 m2 onderzocht. Het onderzoek werd afgerond op 2 juli 2010. Hoewel niet uitgesloten kan worden dat ook in het mesolithicum het onderzoeksgebied in gebruik was, lijkt het niet bewoond te zijn geweest in deze periode. Enig gebruik zal de vorm hebben gehad van een sporadisch bezoek om te jagen of om voedsel te verzamelen. Pas aan het eind van het middenneolithicum en de eerste helft van het laat-neolithicum werd het terrein voor het eerst bewoond. Onderzoek naar pollen heeft aangetoond dat al in het begin van het midden-neolithicum de eerste ontginningen in de nabije omgeving plaatsvonden, maar de bijbehorende nederzetting(en) bevonden zich waarschijnlijk op de kronkelwaard dichter bij de Maas. De aard van de nederzetting binnen het onderzoeksgebied is onduidelijk gezien het vrijwel ontbreken van grondsporen. Wel is duidelijk dat de nederzetting waarschijnlijk gezocht moet worden op een hoge duin (duin A3) direct naast een natuurlijke depressie. In deze depressie, die waarschijnlijk een groot deel van de tijd water bevatte, is aardewerk, vuursteen en natuursteen aangetroffen, dat vermoedelijk hier als afval gedumpt is. Op grond van het aardewerk kan de nederzetting toegeschreven worden aan de Vlaardingen-Steingroep. 14C-analyses hebben aangetoond dat de bewoning plaatsvond tussen 2900 en 2600 voor Chr. Onderzoek naar botanische resten uit de depressie heeft aangetoond dat men gerst en emmertarwe verbouwde en daarnaast vermoedelijk nog vruchten als bramen en vlierbessen verzamelde. Gedurende de tweede helft van het laat-neolithicum en de vroege bronstijd was het onderzoeksgebied weer verlaten. Een enkel aardewerkfragment uit deze periode toont aan dat het gebied wel bezocht werd, maar slechts in beperkte mate. Bewoning vond pas weer plaats in de midden-bronstijd. Ditmaal werd een lagere duin (duin A2) dichter bij de Maas uitgekozen als locatie voor een nederzetting (vindplaats C). Hoewel er een kleine concentratie aan (paal)kuilen is aangetroffen konden er geen structuren gereconstrueerd worden. Op grond van de beperkte afmetingen van de sporenconcentratie kan er echter van worden uitgegaan dat het hier om een enkele boerderijplaats ging. De late bronstijd/vroege ijzertijd laat bewoning zien op twee locaties, beide aan de zuidoostzijde van het onderzoeksterrein. Eén van de vindplaatsen bevond zich op een hogere duin (duin A1) die helaas in recente tijd deels is vergraven bij de aanleg van het havenkanaal. Mede doordat dezelfde locatie ook in de Romeinse tijd werd gebruikt, is de aard van deze vindplaats (vindplaats A) niet duidelijk geworden. De tweede vindplaats (vindplaats B) uit de late bronstijd/vroege ijzertijd bevond zich op korte afstand van de eerste. Deze nederzetting bestond uit één of twee gelijktijdig bestaande kleine woonhuizen en/of schuren, op enige afstand omringd door een aantal spiekers. Een clustering van zeven of acht, deels overlappende, woonhuizen en/of schuren laat zien dat op deze locatie gedurende meerdere generaties gewoond werd. De resultaten van onderzoek naar botanische resten uit de sporen laat zien dat verschillende gewassen verbouwd werden waaronder haver, emmertarwe, gerst, pluimgierst en erwten. De vondst van vele verkoolde eikels toont aan dat men vermoedelijk eikels roosterde om ze voor consumptie geschikt te maken. Uit de midden-ijzertijd is een aantal kuilen (vindplaats D) aangetroffen op het hoge duin (duin A3) waarop ook de neolithische bewoning plaatsvond. Opmerkelijk is dat afgezien van de kuilen geen andere bewoningssporen zijn aangetroffen. Ofschoon het mogelijk is dat deze zich buiten het opgegraven terrein bevinden hebben sommige kuilen kenmerken die wijzen op een andere betekenis. Deze kuilen hebben een specifieke selectie verbrand aardewerk opgeleverd die er op wijst dat zij een rol hebben gespeeld in een bepaald ritueel. De aard van het ritueel is echter onduidelijk. Ook in de nabijgelegen depressie zijn aanwijzingen voor een ritueel gebruik aangetroffen. Hier werden twee intacte maalstenen aangetroffen, waarvan er één in een kuil was geplaatst. Deze maalstenen moeten in de vroege en/of midden-ijzertijd worden gedateerd. Directe aanwijzingen voor het gebruik van het terrein in de late ijzertijd zijn niet aangetroffen, maar in het begin van de Romeinse tijd werd dezelfde duin (duin A3) die ook in het neolithicum en midden-ijzertijd in gebruik was weer uitgekozen als locatie voor een nederzetting (vindplaats D). Deze nederzetting bestond uit een groot woonstalhuis, twee bijgebouwen en een spieker en werd aan drie zijden begrensd door een greppel. Een onderbreking in de greppel, geflankeerd door twee paalkuilen lijkt de plaats te zijn geweest van een poort. De nederzetting moet gedateerd worden in de 2e tot 3e eeuw na Christus. De nederzetting lijkt een eenvoudig boerenbedrijf te zijn geweest. Luxe goederen die zouden kunnen wijzen op een zekere rijkdom, zoals glazen en metalen vaatwerk en sieraden, zijn vrijwel afwezig. Botanisch onderzoek heeft de aanwezigheid van pluimgierst en tarwe aangetoond. Beide graansoorten werden al lang vóór de Romeinse tijd in Nederland verbouwd. Een tweede Romeinse vindplaats bevond zich aan de zuidzijde van het onderzoeksgebied en is waarschijnlijk grotendeels vergraven bij de aanleg van het havenkanaal. Op de vindplaats is een aantal kuilen aangetroffen met verbrand leem en houtskool. Vermoedelijk heeft hier een oven gestaan voor het bakken van brood of het drogen van bijvoorbeeld graan. Na de 3e eeuw na Christus is het terrein verlaten. Vermoedelijk nam gedurende de Romeinse tijd de watertoevoer door de Maas snel toe door verregaande ontbossing. Daardoor kwamen overstromingen van het Maasdal steeds vaker voor. Dit maakte het gebied ongeschikt voor bewoning. Door de geleidelijke afdekking van het pre-Romeinse landschap die plaatsvond vanaf de Romeinse tijd zijn de oudere vindplaatsen beschermd tegen latere verstorende invloeden. Binnen de vindplaatsen zijn geen sporen waargenomen van eventuele erosie die met overstromingen gepaard zou kunnen gaan. Wel is ten westen van vindplaats D een jongere Maasgeul aangetroffen die delen van duin A2, waarop deze vindplaats is gelegen, heeft geërodeerd. Deze geul was actief tussen maximaal 7800 jaar geleden en tenminste tot 1200 jaar geleden. Het post-Romeinse dek heeft ervoor gezorgd dat vindplaatsen relatief gaaf zijn gebleven. Alleen in de hoogste delen van het plangebied, waar het post- Romeinse dek slechts een beperkte dikte had, of wellicht geheel afwezig was, is het pre-Romeinse loopvlak door verploeging en verspitting verstoord. Wat betreft de vindplaatsen is dit laatste alleen van toepassing op vindplaats D. Het archeologische vlak lag hier direct onder de bouwvoor; (sub)recente ploegen spitsporen waren dan ook over grote delen van de vindplaats in het vlak zichtbaar. De mate van verstoring op vindplaats D is onduidelijk; restanten van het oude loopvlak zijn in ieder geval niet aangetroffen, evenmin als restanten van bodemvorming, anders dan roestvlekken.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-2zq-7max
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-srgi-94
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:63891
Provenance
Creator Graaf, W.S. van de
Publisher BAAC bv
Contributor Wal, A. ter; Tebbens, L.A.; Haaster, H. van; Meij, L. van der; Dijkstra, P.; Gestel, J. van; Willigen, M. van; Tolboom, M.A.; Hendriksen, M.; Dalen, S. van; BAAC bv; Provincie Limburg
Publication Year 2016
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; image/jpeg; application/msword; image/tiff; excel / xls
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.055 LON, 51.560 LAT); Hoogwatergeul Well-Aijen, werkvak 1; Well; Gemeente Nieuw-Bergen; Limburg