Schouwen-Duiveland Burgh Haamstede Plompe Toren Bureau-onderzoek

In opdracht van Projectbureau Zeeweringen heeft ADC ArcheoProjecten in samenwerking met MAB (Monumenten Advies Bureau) een bouwhistorisch en bouwtechnisch onderzoek en een bureauonderzoek met controleboringen uitgevoerd voor de Plompe Toren in Burgh Haamstede (gemeente Schouwen-Duiveland). De onderzoekslocatie maakt deel uit van een dijkverstevigingsprogramma. De Plompe Toren is echter een rijksmonument met vermoedelijk daaraan gerelateerde archeologische resten. Het onderzoek was dan ook noodzakelijk om vast te kunnen stellen welke maatregelen getroffen zouden moeten worden om de bij de dijkversteviging eventueel op te lopen schade aan de bouwhistorische en archeologische waarden tot een minimum te kunnen beperken.

Op basis van het bouwhistorische onderzoek en het bureauonderzoek met controleboringen worden archeologische resten verwacht die verband houden met de voormalige kerk van het verdwenen dorp Koudekerke (complextype Religie - Kerk). De aanwezigheid van archeologische resten is deels reeds vastgesteld: deze manifesteren zich onder de huidige Plompe Toren in de vorm van funderingsresten, bovendien is in 1922 de aanwezigheid van funderingsresten van het kerkgebouw vastgesteld; deze liggen momenteel onder de dijk. Op basis van deze waarneming en op basis van bouwhistorisch onderzoek uit 1922 werd de plattegrond van de kerk gereconstrueerd. Deze reconstructie geeft aan op welke plaatsen nog meer funderingsresten of uitbraaksleuven worden verwacht. De in het kader van dit onderzoek uitgevoerde controleboringen geven geen aanleiding de juistheid van deze reconstructie in twijfel te trekken. Daarom kan de verwachte ligging van funderingsresten of uitbraaksleuven van de kerk zoals weergegeven op afbeelding 8 onverkort worden gehandhaafd. Enige voorzichtigheid is echter geboden waar het gaat om de veronderstelde tweede, noordelijker gelegen toren. In de boringen zijn weliswaar geen aanwijzingen gevonden dat deze niet heeft bestaan, maar anderzijds is de vroegere aanwezigheid ervan niet onomstotelijk vastgesteld. In ieder geval zijn gotische kerken met een tweetorenfront in ons land uitermate zeldzaam. Kerken met enkele, naast het schip geplaatste torens zijn in de 14e en vroeg 15e eeuwse Vlaamse Kustgotiek zeldzaam, maar niet uniek.

Daarnaast zijn er zeer sterke aanwijzingen voor de aanwezigheid van een aan deze kerk gerelateerde begraafplaats ten westen van de toren. Ook binnen de voormalige kerk worden resten van begravingen verwacht (complextype Begraving - Kerkhof). Gezien de relatie van de begraafplaatsen met de kerk zullen de begravingen volgens de christelijke traditie zijn uitgevoerd (inhumatie) en zullen de resten zich derhalve manifesteren als onverbrand botmateriaal.

De datering van de verwachte resten valt binnen de tijdsspanne 1200 tot 1581 n. Chr. Het niveau waarop de resten worden verwacht, bevindt zich vanaf ca. 160 cm -NAP tot aan het maaiveld. De meeste typen archeologische resten (baksteen, bot, hout(skool), aardewerk, metaal, leder, textiel) zullen door de natte en zuurstofloze condities goed zijn geconserveerd.

De Nota Archeologie 2006-2012 heeft, evenals de KNA, het geldende uitgangspunt dat behoudenswaardige planlocaties in principe in situ behouden dienen te worden. Uitsluitend indien dit niet mogelijk is, kan behoud ex situ plaatsvinden. Op basis van voorgaande conclusies en bevindingen in de bouwhistorische rapportage (Bijlage 2) worden hierna enkele aanbevelingen gegeven ten aanzien van de noodzakelijke dijkverzwaringen en de consequenties voor de cultuurhistorische waarden.

Een verdere verhoging van de huidige dijk, welke in aanleg dateert uit 1583, zal er toe leiden van de toren nog verder door het dijklichaam zal worden omsloten. De huidige inham in de dijk is reeds een verzwakking van het profiel en dit zal bij verhoging van de dijk nog verder toenemen. Daarentegen is verhoging van de bestaande dijk archeologisch, landschappelijk en cultuurhistorisch zonder meer verreweg de minst ingrijpende oplossing. Indien dan ook wordt overwogen om de dijk te verhogen dan geniet het creëren van zo veel mogelijk visuele afstand tot de toren sterk de voorkeur. In ieder geval moet worden voorkomen dat de voet van de toren in het dijklichaam komt te liggen. Voor het beeld is het dan beter om ter plaatse middels een hoogwaardige technische keerconstructie van bijvoorbeeld beton of staal de benodigde veiligheid te bewerkstelligen.

Een andere optie is het realiseren van een ruim ten noorden van de Plompe toren gesitueerde nieuwe dijk. Een dergelijke maatregel is ook in directe lijn met het historische gegeven van de telkens verder landinwaarts opschuivende dijken. Men zou eventueel kunnen overwegen om het tracé van de reeds aanwezige, in aanleg uit 1645 daterende inlaagdijk rond de Koudekerkse inlaag als tracé voor de nieuwe waterkering te kiezen en zo dit historische gegeven een eigentijds vervolg te geven. Het gevolg hiervan is echter wel dat enerzijds het historische dijklichaam uit het zicht zal verdwijnen en anderzijds over een grote lengte ingrijpende werkzaamheden noodzakelijk zijn. Mede uit cultuurhistorische oogpunt is het derhalve aan te bevelen een nieuwe dijk in een ruime boog rond de toren te leggen, maar wel op voldoende afstand van de bestaande inlaagdijk. De vroegere dorpsbegrenzing zou daarbij een globale maatgever kunnen zijn. In dit scenario worden eventuele archeologische resten van het verdwenen dorp Koudekerke echter bedreigd door bij de aanleg van een nieuwe dijk optredende zettingseffecten.

Aan het gebied direct rond de toren en zelfs de bestaande dijk zouden in geval van een nieuwe dijk ten noorden van de toren minimale aanpassingen plaats moeten vinden. Daarmee zouden de toren en omliggende archeologische waarden optimaal behouden kunnen blijven. De hoogte van de bestaande dijk kan het risico op overstroming van de toren nog gedurende tientallen jaren tot een minimum beperken. Op deze wijze worden geen onomkeerbare processen in werking gezet en worden bovendien geen maatregelen getroffen die toekomstige dijkverzwaringen of andere beschermende maatregelen uitsluiten. Mede op basis van een Cultuurhistorische Effectrapportage, waarin naast de toren ook het omliggende gebied wordt onderzocht zou een geschikte locatie voor een nieuw dijktracé kunnen worden bepaald. Het thans voor de toren opgestelde bouwhistorische rapport kan hiervoor een belangrijke basis vormen.

In de inrichting van het terrein zou de bestaande dijk zich duidelijk kunnen onderscheiden van een nieuw aan te leggen dijk door het verwijderen van de huidige autoweg en door te kiezen voor een meer natuurlijke uitstraling, echter zonder direct een verzwakking van de dijk te veroorzaken. Zeker wanneer een nieuw dijktracé globaal de dorpsgrenzen zou markeren kan hierdoor een voor bezoekers duidelijk herkenbaar beeld ontstaan. Met name vanaf de toren zelf zou men de gevolgen van de dijkverlegging middels een eenvoudige visualisatie, gekoppeld aan de nieuwe structuur goed inzichtelijk kunnen maken. Het historische gegeven van de in 1583 aangelegde dijk zou hiermee tevens intact blijven. Voor de directe omgeving van de toren kunnen voorts diverse oudere afbeeldingen nog als uitgangspunt worden genomen. Deze oudere afbeeldingen geven naast enkele gebouwen, welke mogelijk nog restanten vormen van het verder verdwenen dorp, beduidend meer begroeiing in de vorm van bomen en struiken te zien. Door weer meer beplanting rond de toren aan te brengen wordt de toren weer meer ingebed in de omgeving in plaats van het huidige, bijna steriele beeld. Om ook de relatie van de toren met de oorspronkelijke kerk, waarvan funderingsrestanten mogelijk bewaard zijn gebleven, weer te geven zouden de contouren van de verdwenen kerk in het terrein gemarkeerd kunnen worden, bijvoorbeeld in de vorm van lage hagen of een bestrating. Om de exacte positie en vorm van de kerk te bepalen zou dan eerst een IVO-P (proefsleuvenonderzoek) plaats moeten vinden.

In dit scenario worden eventuele archeologische resten van het verdwenen dorp Koudekerke bedreigd door bij de aanleg van een nieuwe dijk optredende zettingseffecten. Omdat niet exact bekend is, waar zich de begrenzing van het dorp Koudekerke bevond, en de aanwezigheid van archeologische waarden ter plaatse van de eventueel nieuw aan te leggen dijk voldoende moet worden vastgesteld, is eveneens een IVO-P (proefsleuvenonderzoek) nodig. De exacte invulling van dit onderzoek dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-x9x-9qye
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-uvz-jxq
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:37594
Provenance
Creator ADC ArcheoProjecten; Huizer, J.; Blom, J.M.; Haans, F.A.C.; Korenberg, G.
Publisher ADC ArcheoProjecten
Contributor Burnier, C.Y.; Veer, R.H. van 't; ADC ArcheoProjecten
Publication Year 2011
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (3.775 LON, 51.683 LAT); 42G; Plompe Toren; Burgh; Schouwen-Duiveland; Zeeland