Plangebied Offem-Zuid ligt in het duinenlandschap van West-Nederland. Het bestaat centraal en in het oosten uit drie ruggen duinen van Oude duinen die geflankeerd worden door lager gelegen strandvlakten. Het noordwestelijke deel van het plangebied bestaat geheel uit een strandvlakte. De duinenruggen zijn in de midden-ijzertijd tot
vroeg-Romeinse tijd bewoond geweest, mogelijk met een start in de vroege ijzertijd.
De bewoners waren lokale boeren die hier hun nederzettingen en akkers hadden. De strandvlakten waren te nat voor bewoning en beakkering, mogelijk zijn deze gebieden wel extensief gebruikt (beweiding, rituele activiteiten), maar daar zijn geen sporen van teruggevonden.
Na de Romeinse tijd is het plangebied lange tijd onbewoond geweest. In de vroege middeleeuwen is het gebied als gevolg van een stormvloed overstroomd geraakt. Dit heeft geleid tot meestal een oppervlakkige erosie van de het duinenlandschap, lokaal was echter sprake van aanzienlijke erosie. Als gevolg van de overstromingen zijn de
lage en middelhoge delen van het plangebied bedekt geraakt met een dik pakket overstromingsafzettingen. Vanaf de late middeleeuwen is het gebied als akker- en weidegebied gebruikt, later ook voor de bollenteelt.
De noordelijke helft van het plangebied kan als “archeologisch leeg” worden beschouwd. Dit deel is op basis van een eerder gegeven voorlopig advies, door de gemeente inmiddels vrijgegeven voor ontwikkeling. Ter hoogte van de duinafzettingen zijn twee vindplaatsen onderscheiden: vindplaats A (nederzetting en akkers uit de midden-ijzertijd – vroeg Romeinse tijd, mogelijk ook de vroege ijzertijd) en vindplaats B (akkerareaal uit waarschijnlijk de ijzertijd en/of de Romeinse tijd). Beide vindplaatsen zijn getoetst op hun behoudenswaardigheid. Geconcludeerd is dat zowel vindplaats A als B behoudenswaardig is.