De Waltastins, van Stins tot Stadhuis. Een archeologische begeleiding (AB) van een verbouwing van het stadhuis te Sneek, gemeente Sneek (Fr.)

In verband met de uitbreiding van het stadhuis laat de gemeente Sneek de aanpalende panden verbouwen tot kantoor- en werkruimtes. Het gebouwencluster Marktstraat 5–9 bevat een historische kern, de zogeheten Waltastins, gebouwd rond 1540. De mogelijkheid dat er tijdens de grondverwijdering ten behoeve van de renovatieplannen archeologische sporen tevoorschijn komen, is de directe reden om deze werkzaamheden archeologisch te laten begeleiden. De gemeente Sneek gaf aan Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) de opdracht om deze begeleiding uit te voeren. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 1, 2 en 8 december 2004 en op 20 februari 2005. Het graafwerk tijdens de verbouwing werd begeleid door drs. S.J. Tuinstra en drs. J.R. Veldhuis, namens ARC bv. Er werd nauw samengewerkt met de eveneens door de gemeente Sneek ingehuurde bouwhistoricus, drs. F.J. van der Waard uit Groningen.

Conlusies 1 Welke architecturele en/of archeologische resten zijn aanwezig die in verband gebracht kunnen worden met de Waltastins? Architecturaal gezien zijn nog vele elementen aanwezig van de Waltastins, zoals beschreven in het bouwhistorisch rapport (Van derWaard & Van Voorn 2003). Archeologisch gezien zijn er minder resultaten geboekt. Het voornaamste archeologische spoor is het fundament van de traptoren met daarvoor een restant van een plaveisel, mogelijk behorend bij de inrichting van de voormalige voorhof. Voor het overgrote deel is de ontgraving ten behoeve van de nieuwe vloeren niet dieper gegaan dan de verstoorde bovengrond en leverde daarom geen archeologische sporen op. 2 Zijn er resten van oudere bewoning ter plaatse aanwezig? In het bouwkundige rapport wordt opgemerkt dat de centrale ruimte van de zijvleugel misschien de kern van een ouder steenhuis is geweest. Helaas heeft de archeologische begeleiding geen eenduidige sporen aangetroffen die deze mogelijkheid definitief kunnen bevestigen of ontkrachten. Wel blijft deze mogelijkheid echter aanwezig. Zo lijken de waargenomen hoofdfunderingen van de centrale ruimte als een intergrale rechthoek te zijn aangelegd. De waarneming van een sloot-achtige vulling in de naburige oostelijke ruimte, parallel aan de oostwand, zou er op kunnen wijzen dat hier eertijds een apart perceel heeft gelegen, gescheiden van de naburige percelen door een sloot. Wellicht heeft op dit perceel een ouder pand gestaan Tijdens de begeleiding kwam aan het licht dat in de langsfundering van de zuidzijde, ter hoogte van de oostwand van de centrale ruimte, een scheur zit. In het opgaande metselwerk van de noordmuur is op een corrensponderde plek eveneens een grote verticale scheur waarneembaar. Het kan zijn dat deze scheuren juist op deze plekken zijn ontstaan omdat het hier gaat om een later en dus zwakker met de rest van het gebouw verbonden muur tussen steenhuis en de hoofdvleugel van de Waltastins. Door de inklinking van de slootvulling zijn deze muren losgekomen van het oudere steenhuis. Daarentegen lijken de funderingen overal in dezelfde bouwwijze en van dezelfde steen gemetseld te zijn, wat er op wijst dan de fundering voor de zijvleugel in één keer is aangelegd en niet uit een oud en nieuw gedeelte bestaat. De breuken zijn dan weliswaar ontstaan door inklinking van de opgevulde sloot, maar hun postitie kan ook verklaard worden door het feit dat het westelijke gedeelte van de nieuwe vleugel overwelfd was en een intergraal blok vormde, waardoor de aansluiting van het overwelfde gedeelte op het niet overwelfde gedeelte van de vleugel – ondanks een aanleg in één keer – alsnog de zwakste plek was. Helaas zijn in de onderzochte ruimtes verder geen sporen of dateerbare vondsten aangetroffen, waardoor geen duidelijke fases van elkaar kunnen worden onderscheiden en een datering al helemaal niet mogelijk is. De aanwezigheid van een oudere bewoning in de vorm van een steenhuis is mogelijk, maar is op dit moment niet meer dan een hypothese. Verder bouwhistorisch onderzoek van het opgaande muurwerk kan hopenlijk meer duidelijkheid verschaffen over de diverse bouwperioden. 3 Is er sprake van verstoring van het bodemarchief? Zo ja, op welke schaal en in welke vorm? De verstoring van het bodemarchief is beperkt, daar alleen de grond direct onder de voormalige kruipruimtes is verstoord, namelijk de eerste 30 tot 40 cm. Uit de gutsboringen blijkt dat zich hieronder nog een intact bodemarchief bevind in de vorm van ophogingslagen. Deze worden niet verstoord door de geplande ontgravingen. 4 Wordt het intacte deel van het bodemarchief bedreigd door de voorgenomen bouwplannen? Welke maatregelen kunnen deze schade voorkomen of minimaliseren? Is een aanpassing van het bouwplan met dit doel haalbaar? Het intacte deel van het bodemarchief wordt, gezien de al bestaande verstoringsdiepte en de geplande ontgravingsdiepte, niet wezenlijk bedreigd. 5 Wat is de datering van de aangetroffen resten en is er sprake van meerdere gebruiksfasen? De aangetroffen resten bestaan uit een mogelijke steenbouw van vóór 1540, het fundament van de traptoren die in 1547 is aangelegd en twee kleine waterkeldertjes in ruimte 3 en een grotere, overkluisde waterkelder, alledrie uit de Nieuwe Tijd. Deze waterkelder is pas later in de hoek van de traptoren en de zijvleugel aangelegd. Hiertoe is een deel van het oorspronkelijke getrapte fundament weggekapt. De bouw met friese geeltjes wijst op een datering die niet ouder zal zijn dan de 17e eeuw. 6 Hoe vertalen de bovenstaande aspecten zich in een waardering van de behoudenswaardigheid van de vindplaats conform de KNA? Gezien de hoge bouwkundige waardestelling, locatie in de oude binnenstad van Sneek en de (mogelijk) goed bewaarde sporen op een dieper niveau, is de vindplaats behoudenswaardig. Door de huidige plannen wordt deze vindplaats echter niet verder bedreigd. Het fundament van de traptoren zal in situ blijven bewaard.

In het algemeen kan worden gesteld dat de huidige Waltastins nog grote delen van de oorspronkelijke bouwmassa bevat en een uniek historisch object in de binnenstad van Sneek vormt. De archeologische waarde van de diepere ondergrond is zeker behoudswaardig. De renovatieplannen van de gemeente Sneek zijn erop gericht de Waltastins zo goed mogelijk te behouden en de oude kern weer zoveel mogelijk zichtbaar te maken. De archeologische resten worden door de huidige bouwplannen nauwelijks bedreigd en de blootgelegde traptoren zal in situ bewaard en zichtbaar gemaakt worden. Archeologisch gezien zijn er geen bezwaren tegen de gemeentelijke plannen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xe6-ytq3
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-5u0-u0t
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:36773
Provenance
Creator Tuinstra, S.J.
Publisher ARC b.v.
Contributor ARC b.v.
Publication Year 2009
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.659 LON, 53.032 LAT); Friesland; Sneek; Marktstraat; 10H