In opdracht van Geldersch Landschap & Kasteelen heeft RAAP in maart 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied natuurontwikkeling langs de Staverdense Beek in de gemeente Ermelo.Circa de noordelijke helft van het plangebied bestaat uit een laaggelegen vlakte van smeltwaterafzettingen met een lage archeologische verwachting. De zuidelijke helft bestaat uit relatief hooggelegen daluitspoelingswaaierafzettingen en –glooiingen met een middelmatige archeologische verwachting. Langs de oostzijde van het plangebied loopt een beekdalvlakte. Dit beekdal heeft een lage archeologische verwachting met uitzondering van watergerelateerde objecten, deposities en afvaldumps. Op circa 420 m ten zuidoosten van het plangebied ligt het Uddelermeer waar onder andereresten uit het neolithicum (grafheuvels en nederzetting) aanwezig zijn. Naar verwachting was de grond in het plangebied te nat voor bewoning (het hoger gelegen zuidelijk deel van het plangebied met daluitspoelingswaaierafzettingen heeft de grootste kans op aanwezigheid van bewoningssporen). Off-site sporen, deposities en watergerelateerde objecten kunnen echter wel worden verwacht. Daarnaast wordt het beekdal gekenmerkt door de aanwezigheid van diverse (potentiële) grafheuvels: direct ten oosten van het noordelijk deel van het plangebied ligt een potentiele grafheuvel en ook ten noorden van het plangebied liggen er twee. Onderzoek op een kleine 1,5 km ten noordnoordwesten van het plangebied aan de Koningsweg (Van der Linde 2016) heeft uitgewezen dat het beekdal ter plekke is opgevuld met veen ten tijde van de aanleg en het gebruik van de omliggende grafheuvels. Het veendek kan dus vondsten of deposities bevatten uit de periode van aanleg en gebruik van de grafheuvels (naarverwachting neolithicum t/m bronsti jd) of daarvóór. Vanaf de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen kende de beek een verhoogde piekafvoer en was sprake van sterk verhoogde erosie en sedimentatie. Dit kan in verband worden gebracht met ijzerproductie en -handel, waarbij grote hoeveelheden houtskool nodig waren. Vermoedelijk werd dit gereguleerd vanuit een machtscentrum aan het Uddelermeer. De houtskoolproductie werd gebruikt als brandstof in de smeltovens; dit leidde tot ontbossing, hetgeen de waterhuishouding in het dal sterk beïnvloed heeft. Het zanddek kan dus geërodeerd materiaal bevatten uit de periode van gebruik van de grafvelden of jonger materiaal uit deRomeinse tijd of de vroege middeleeuwen.Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied mogelijk archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Aanbevolen wordt in het kader van de bestaande planvorming de onderstaande vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen om de gespecificeerde verwachting aan te vullen en te verfijnen. Voor het gehele plangebied wordt een vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een verkennend booronderzoek (inventariserend veldonderzoek). Een dergelijk vervolgonderzoek heeft tot doel de opbouw van de ondergrond, de bodemopbouw en de begrenzing van landschappelijke eenheden en/of bodemverstoringen te controleren en gedetailleerd in kaart te brengen. Aan de hand daarvan kan de in dit bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting worden getoetst en kunnen concretegegevens worden verzameld over gaafheid en diepteligging van de verwachte archeologische resten.