De voorgenomen bodemingrepen worden uitgevoerd in het kader van het baggeren van de watergang en het uitvoeren van oeverherstel. Bij eerstgenoemde wordt gebaggerd tot aan de vaste bodem: hierbij treedt geen bodemverstoring op en om die reden wordt voor dit type ingreep dan ook geen archeologisch vervolgonderzoek geadviseerd. Het oeverherstel bestaat in de eerste plaats uit het aanleggen van een natuurvriendelijke oever (ontgravingen tot maximaal 150 cm –mv over een breedte van maximaal 5 m): op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door deze ingreep. Daarom wordt geadviseerd om de plannen zodanig aan te passen dat verstoring wordt voorkomen. Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt een inventariserend veldonderzoek aanbevolen door middel van een verkennend booronderzoek. Dit inventariserend veldonderzoek geldt alleen voor die delen van het plangebied waarvoor een hoge archeologische verwachting is opgesteld.