Steentijdactiviteiten onder een oude baksteenfabriek

ADC ArcheoProjecten heeft een Archeologische Opgraving uitgevoerd voor het plangebied Oppe Brik te Reuver. Binnen het plangebied wordt een herontwikkeling van het terrein gerealiseerd. Op de locatie zijn vooronderzoeken geweest in de vorm van een bureau-, boor- en een proefsleuvenonderzoek. Hieruit bleek dat op de locatie van één van de geplande appartementencomplexen zich een vondstenconcentratie bevond uit het Neolithicum, behorende tot de Stein-groep. Gezien de zeldzaamheid van archeologisch materiaal uit deze periode is de vindplaats als behoudenswaardig gewaardeerd en was een opgraving de enige manier om dit specifieke archeologische archief te bewaren. De archeologische opgraving is uitgevoerd in tien werkputten. Deze werkputten zijn aangelegd in verschillende fasen. Allereerst zijn er vier proefsleuven getrokken om mogelijk een begrenzing van de vondstconcentratie vast te stellen. Vervolgens zijn de putten verlengd en tussenliggende putten aangelegd om de vondstconcentratie op te graven. Daarna is het verhoogde gedeelte, de vondstlaag, eerst met de hand verdiept naar een tussenvlak en vervolgens met de kraan nog eens 10 cm verdiept tot in de C-horizont van het bodemprofiel voor het documenteren van grondsporen. In overeenstemming met de resultaten van het inventariserend veldonderzoek zijn zeer weinig relevante archeologische sporen aangetroffen. Een deel van de sporen die zijn waargenomen vormen wel een (kleine) structuur. Het is echter door gebrek aan dateerbaar materiaal niet mogelijk om de sporen of de structuur te dateren. Op basis van analogie lijkt de structuur eerder uit de Late Prehistorie te dateren dan uit het Midden-Neolithicum. Als de structuur inderdaad een laatprehistorische spieker betreft dan is de aanwezigheid van een erf in of net buiten het plangebied zeker niet onwaarschijnlijk. Daarmee blijft de interpretatie uit het vooronderzoek wel staan; een kortstondig gebruik van de locatie (bijvoorbeeld een tijdelijk kamp) in het Neolithicum. Het aardewerk dat is verzameld tijdens het veldwerk is aan drie periode toe te schrijven. Een klein deel dateert in het Neolithicum en het merendeel uit de Late Bronstijd en IJzertijd. Op basis van het vooronderzoek werd het neolithisch complex geïnterpreteerd als een klein tijdelijk kamp. De resultaten van de opgraving sluiten daar mooi op aan. Het grootste deel van het materiaal dateert echter niet uit het Neolithicum, maar uit de Late Prehistorie. De analyse van het aardewerk toont aan dat de vindplaats een palimpsest betreft (materiële neerslag van verschillende acties over een lange periode). Er zijn activiteiten te onderscheiden uit zowel het Midden- en Laat-Neolithicum, als de Late Bronstijd en Vroege IJzertijd. In tegenstelling tot het aardewerk geeft het vuur- en natuursteen wel aanvullende informatie over de activiteiten die hebben plaatsgevonden op de vindplaats. Geretoucheerde afslagen en schrabbers vormen de hoofdmoot van de vuursteenassemblage, aangevuld met een kleine hoeveelheid andere typen. Hieronder bevindt zich onder andere een pijlspits van het type dennenboom en een halffabricaat van een pijlspits, dat aantoont dat spitsen op de vindplaats werden geproduceerd. Uit het aangetroffen vondstmateriaal kan worden afgeleid dat op de locatie een breed scala aan activiteiten uitgevoerd is; vuursteen verzamelen, de productie van grondvormen, werktuigproductie en gebruik van werktuigen. Ook de werktuigen geven op hun beurt een beeld van de verschillende werkzaamheden die hebben plaatsgevonden, zoals; huidbewerking (schrabbers), houtbewerking (bijlen, gekerfde stukken, gesplinterde stukken) en beenbewerking (steker, gekerfd de stukken). De samenstelling van natuursteen tonen eenzelfde beeld. Onder de natuurstenen werktuigen bevinden zich twee complete maalsteenliggers, de fragmenten van een derde ligger en fragmenten van een maalsteenloper. Dit veelvoud aan activiteiten duidt op een plaats waar mensen voor een langere tijd hebben verbleven. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een jachtkamp, voor een verblijf van slechts enkele dagen tot weken, zijn tijdens het onderzoek aanwijzingen gevonden dat de locatie meer of semipermanent (enkele seizoenen achter elkaar) in gebruik is geweest. Natuurlijk kan de archeologische neerslag van vele korte bezoeken geïnterpreteerd worden als een nederzetting waar men langere tijd verbleef, maar bepaalde artefacten passen niet in het beeld van kortstondig gebruik.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-x3k-rppv
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-ff88-w0
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:69902
Provenance
Creator Weekers, B.A.T.M.
Publisher ADC ArcheoProjecten
Contributor ADC ArcheoProjecten
Publication Year 2018
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; application/msword; image/jpeg; image/tiff; .mdb; .tab
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.084 LON, 51.285 LAT); Oppe Brik; Reuver; Beesel; Limburg