Sint-Michielsgestel, centrum

DOI

Van 10 tot en met 16 september 2004 heeft het bureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie (BAAC) in de oude dorpskern van Sint-Michielsgestel een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek zijn in totaal vier proefsleuven aangelegd, op en in de directe nabijheid van het Petrus Dondersplein.De toekomstige ontwikkelingen in het centrum van Sint-Michielsgestel, de realisatie van het zogenaamde “Centrumplan”, vormden de aanleiding voor dit archeologisch onderzoek. Dit Centrumplan betreft de uitvoering van grootschalige nieuwbouw. Reeds in maart/april 2003 heeft op de desbetreffende locatie een IVO-karterende fase plaatsgevonden (Nales 2003). Op basis van de resultaten van dit prospectief onderzoek is een gebied aangegeven waarin vervolgonderzoek wenselijk is. Vervolgens is door BAAC onderzocht in hoeverre de ondergrond ter plaatse van de te slopen gebouwen reeds verstoord is en of hier verder archeologisch onderzoek zinvol is (Van Genabeek 2004).Aangezien de desbetreffende nieuwbouw plaatselijk met diepe bodemingrepen gepaard zal gaan dienden de archeologische waarden hier door middel van proefsleuven te worden onderzocht. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek wordt een waardering gegeven van de archeologische resten in het centrum. Bovendien wordt aan de hand van de onderzoeksresultaten een advies gegeven over het uitvoeren van vervolgonderzoek in het kader van het centrumplan.De eerste sleuf bevond zich ten zuidwesten van het Petrus Dondersplein en lag haaks ten opzichte van de loop van de Dommel. Op het Petrus Dondersplein, direct ten zuiden van het voormalige middenschip van de kerk, was de tweede sleuf gesitueerd. De derde proefsleuf was ten noorden van het Petrus Dondersplein gelegen, ter plaatse van de parkeerplaats van de Edah. De vierde proefsleuf bevond zich ten westen van het Petrus Dondersplein, op het Adrianusplein.In werkput 1 zijn op ongeveer 4,35 cm + NAP, diverse laat-middeleeuwse bewoningssporen aangetroffen. Deze greppels en (paal)kuilen zijn gaaf en goed geconserveerd en wijzen op menselijke activiteiten. Gezien de beperkte hoeveelheid aangetroffen sporen was hier echter vermoedelijk geen sprake van bewoning. Waarschijnlijk is het terrein slechts voor landbouw- en/of ambachtelijke activiteiten in gebruik geweest. Dit heeft wellicht te maken met de relatief ongunstige landschappelijke ligging binnen het overstromingsgebied van de Dommel. Wat de exacte datering en aard van de sporen is kan op basis van de proefsleuven niet worden vastgesteld. In werkput 2 werd een uitbraaksleuf van de voormalige middeleeuwse kerk aangetroffen. Verder bevonden zich direct ten zuiden daarvan, in het noordelijke deel van de proefsleuf, vermoedelijk laat-middeleeuwse begravingen op een niveau van gemiddeld 5,80 meter + NAP. Deze graven waren slechts gedeeltelijk intact, vanwege de egalisatie van het terrein in 1932 en het botmateriaal is goed geconserveerd. De graven bevinden zich ter plaatse van het voormalige kerkhof naast de Michaëlskerk. Gezien de hoge ligging van het dekzand bleek deze locatie een geschikte vestigingsplaats voor de kerk en het kerkhof, beide het centrum van de middeleeuwse nederzetting. Op circa 1 en 1,5 meter onder het maaiveld werden respectievelijk paalsporen en muurresten uit de Nieuwe Tijd aangetroffen. Deze vondsten wijzen op intensieve bewoningsactiviteiten op de zandkop, in de directe nabijheid van de kerk. De in enkele graven aangetroffen vroeg-middeleeuwse aardewerkfragmenten geven onvoldoende informatie voor het doen van uitspraken over bewoningscontinuïteit tussen de Vroegeen Volle Middeleeuwen.In werkput 3 zijn onder een esdek, op een diepte van circa 4,60 m + NAP, laat-middeleeuwse greppels en (paal)kuilen aangetroffen. Deze sporen bleken over het algemeen gaaf en goed geconserveerd te zijn. Het dekzand, en daarmee de sporen, bevindt zich hier op een circa 1 meter dieper niveau dan ter plaatse van werkput 2. Aangezien er geen rivierafzettingen zijn aangetroffen was er blijkbaar toch een beperkte kans op overstromingen. Mede gezien de relatief grote hoeveelheid sporen was deze locatie interessant voor bewoning.In werkput 4 zijn diverse antropogene resten uit de Nieuwe Tijd aangetroffen, namelijk ophogingslagen, kuilen en een waterloop. De sporen kwamen op circa 5,0 meter +NAP in de rivierafzettingen in het zicht en bleken gaaf en goed geconserveerd te zijn. In het dekzand, dat zich hier op een diepte van circa 3,62 meter + NAP bevond, zijn verder geen (middeleeuwse) sporen aangetroffen. Het lage voorkomen van het dekzand en de aanwezigheid van rivierafzettingen wijzen op een relatief ongunstige landschappelijke ligging van het terrein. Hierdoor was op deze locatie betrekkelijk laat, in de Nieuwe Tijd, sprake van intensieve bewoningsactiviteiten.Voor het verkrijgen van inzicht in de ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van Sint-Michielsgestel is de relatie tussen de aangetroffen archeologische resten en de geomorfologische ondergrond van belang.Ter plaatse van werkput 2 is sprake van op het hoogste dekzandvoorkomen en werden de oudste, middeleeuwse, vondsten en sporen aangetroffen. Op deze locatie begint dan ook de ontstaansgeschiedenis van Sint-Michielsgestel. Gezien de gunstige landschappelijke ligging was ook ter plaatse van werkput 3 in een relatief vroeg stadium, in de late Middeleeuwen, sprake van bewoning. Vanwege de overstromingsrisico’s ter plaatse van werkput 1 werden hier in de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd slechts agrarische en wellicht ambachtelijke activiteiten ontplooid. Ter hoogte van werkput 4 ontwikkelde bewoning zich vermoedelijk relatief laat, in de Nieuwe Tijd, dit vanwege de invloed van de Dommel.Vondstcomplexen en/of ophogingslagen uit de Dommelbedding zijn niet aangetroffen, dus er kunnen geen uitspraken worden gedaan over eventuele relaties met de aangetroffen bewoningsfases. Over het algemeen is sprake van een goede conservering van de aangetroffen grondsporen en archeologische resten. In werkput 4 bleken onder de grondwaterspiegel ook houtresten goed geconserveerd te zijn. Er is overigens geen geschikt materiaal aangetroffen voor een ecologische landschapsreconstructie.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zbj-tfcm
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zbj-tfcm
Provenance
Creator Arts, J.
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor R.J.W.M. Gruben; BAAC bv
Publication Year 2010
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact R.J.W.M. Gruben (BAAC bv)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 15108197; 11024; 11009; 801; 6952
Version 1.0
Discipline Humanities