In opdracht van Van Zuylen Oudewater Beheer b.v. heeft Transect in maart 2022 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan het Dr. Plesmanplantsoen 6 in Oudewater (gemeente Oudewater). De aanleiding voor het onderzoek vormt de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de sloop van de huidige bebouwing en de realisatie van een appartementengebouw in het plangebied. Het archeologisch vooronderzoek bestaat hier uit een Archeologisch Bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend veldonderzoek (IVO). De vraagstelling van deze onderzoeken is het specificeren van de archeologische verwachting van het plangebied en het toetsen en aanvullen van deze verwachting door middel van waarnemingen in het veld. Het plangebied ligt in de historische kern van de vestingstad Oudewater. Uit het bureauonderzoek blijkt dat dit gebied al bewoond is sinds de 11e eeuw n. Chr. en op de oeverwallen van de stroomruggen van de Lange Linschoten en de Hollandse IJssel ligt. Deze oeverwallen dienden als ontginningsbasis voor het omliggende gebied. In de 14e eeuw werd Oudewater ommuurd, waardoor het plangebied sindsdien waarschijnlijk officieel binnen de kern valt. Op basis van historische gegevens is deze muur een aantal keer verbouwd, onder andere in de 16e eeuw toen een gedeelte van de bebouwing ter plaatse van het Dr. Plesmanplantsoen en de Amsterdamse Veer werd gesloopt ten behoeve van de versteviging van de vestingmuur. Het plangebied ligt volgens de historische kaarten gedeeltelijk op deze vestingmuur en de aardwal die ter versteviging was aangelegd aan de binnenzijde van de muur. De verwachting op archeologische resten in relatie tot dit bouwwerk, zoals funderingsresten, is zodoende zeer hoog. De verwachting voor andere archeologische resten in het zuidwesten van het plangebied, zoals beerputten en dergelijk, uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd is eveneens hoog door de nabijheid van bebouwing uit die perioden. In de periode IJzertijd – Vroege Middeleeuwen is de verwachting middelhoog. Het plangebied is dan naar alle waarschijnlijkheid gelegen op de oeverwallen van de Lange Linschoten stroomrug, die later een zijtak van de Hollandse IJssel vormt. Oeverwallen waren zeer aantrekkelijk voor bewoning. Het is mogelijk dat de Hollandse IJssel de oeverwallen van de Lange Linschoten heeft ge rodeerd. De verwachting voor resten uit de perioden Neolithicum – Bronstijd is laag door de afwezigheid van veenrivieren in dit gebied. Tijdens het veldonderzoek is vastgesteld dat in de ondergrond van het plangebied zich een ondoordringbare puinlaag bevindt in tenminste het noorden en oosten van het plangebied. Vermoedelijk betreft dit de funderingsresten van de vestingmuur of de gesloopte resten van de bebouwing uit de 16e eeuw ten behoeve van de vestingmuur. Hierop bevinden zich verscheidene ophogingslagen (45 – 280 cm -Mv; 0,45 – 2,00 m -NAP). Een datering voor deze lagen is in dit stadium van het onderzoek niet mogelijk, maar waarschijnlijk betreft het ophogingslagen als onderdeel van de aardwal die tegen de vestingmuur aan lag, waardoor deze gedateerd kunnen worden tot de Nieuwe Tijd. Een oudere datering is echter niet uit te sluiten, aangezien bovenstaande datering ook eerder uit kan vallen. Hierop is een recente bouwvoor van 45-55 cm dik aanwezig. Zodoende is er in het plangebied sprake van een hoge archeologische waarde door de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd. De verwachting voor de periode Romeinse Tijd – Vroege Middeleeuwen kon niet getoetst worden door de ondoordringbare puinlaag die op 2,25 – 2,80 m -Mv (1,40 – 2,00 m -NAP) aanwezig is, maar deze blijft middelhoog.