In opdracht van OML (Ontwikkelings Maatschappij Limburg) heeft Geonius Archeologie in de periode van 25 juni tot 3 juli en in de periode van 12 november tot en met 3 december een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) uitgevoerd voor het plangebied Zevenellen te Buggenum verdeeld over twee deelgebieden, deelgebied Hoogterras en deelgebied Driehoek, gemeente Leudal.
Aanleiding voor het uitvoeren van het onderzoek is het aanleggen van een bedrijventerrein, waartoe nieuwe wegen, parkings en groenzones worden ingericht ter plaatse van een bestemd gebied met dubbelbestemming archeologie. De voorgenomen bodemingrepen zouden de eventueel aanwezige archeologische waarden in het onderzoeksgebied kunnen verstoren. Volgens het bestemmingsplan is het dan ook verplicht om het terrein in voldoende mate te onderzoeken, zodat gesteld kan worden dat er door de bouw geen archeologische waarden bedreigd worden. Omdat de kavels bouwrijp verkocht worden, is het gehele terrein onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden.
Tijdens het onderzoek van het deelgebied Hoogterras werden voornamelijk natuurlijke sporen, zoals geulen aangetroffen, waarvan één geul geïnterpreteerd is als een oude Maasmeander. De overige twee geulen zijn geïnterpreteerd als gully`s. Op basis van aangetroffen vondstmateriaal in één van deze geulen, kan geconcludeerd worden dat één van deze geulen dichtgeslibd was geraak gedurende de Late IJzertijd en Romeinse tijd. De overige sporen waren van niet substantieel belang dat op basis van deze resultaten geen sprake kan zijn van een vindplaats binnen dit onderzochte gedeelte van het plangebied.
Tijdens het onderzoek van het deelgebied Driehoek werd dezelfde Maasmeander aangetroffen als is in het deelgebied Hoogterras. Daarnaast werd een Romeinse weg aangetroffen met daarin een zilveren Romeinse munt.
Daarnaast zijn aan de noordzijde van het onderzoeksgebied de restanten van twee crematiegraven aangetroffen. De hoek van het terrein, waar deze graven zich bevonden is daarom in overleg met de bevoegde overheid volledig opgegraven. Er werden daarbij geen andere graven meer aangetroffen. In de crematiegraven waren de resten aanwezig van twee individuen, waarvan het geslacht niet meer vast te stellen was, maar waarvan wel gesteld kan worden dat zij tussen de 20 en 40 jaar waren bij overlijden. Op basis van een fragment aardewerk dat in één van deze graven aangetroffen werd, zou geconcludeerd kunnen worden dat deze individuen leefden in de Vroege of Midden-Bronstijd. Het is echter aannemelijker dat zij in de Midden-IJzertijd leefden.
Binnen de onderzoeksgebieden werden dus twee archeologische vindplaatsen aangetroffen; de Romeinse weg en een grafveld, vermoedelijk daterend uit de Midden-IJzertijd. Op basis van de waardering van deze vindplaatsen, is de weg niet behoudenswaardig gebleken en is het grafveld wel behoudenswaardig gebleken. Dit laatste was tijdens het veldwerk echter al duidelijk en is daarom binnen de contouren van het onderzoeksgebied dan ook volledig opgegraven. Op basis van deze resultaten kan het plangebied vrijgegeven worden voor ontwikkeling.