In opdracht van Rentmeesterskantoor Van Lynden B.V. heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 4, 5 en 6 oktober 2005 een bureau- en inventariserend veldonderzoek (kartering) uitgevoerd in verband met de geplande aanleg van een nieuw landgoed te Zoutelande in de gemeente Veere (Walcheren). Doel van het inventariserend archeologisch onderzoek was antwoord te geven op de volgende onderzoeksvragen: - Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied bekend?
- Zijn in het plangebied archeologische waarden aanwezig die (mogelijk) bedreigd worden door de geplande inrichting?
- Zijn er aanwijzingen voor (grotere) archeologische nederzettingsterreinen?
- Indien vindplaatsen worden aangetroffen: wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische positie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn aangetroffen?
- Wat is de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied?
- Op welke diepte bevinden zich de archeologisch interessante lagen?
- Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig intact dat archeologisch vervolgonderzoek zinvol is?
- Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en welke methoden zouden hierbij kunnen worden ingezet?
Volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW; ROB, 2003) geldt voor het plangebied een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden.
Tijdens het veldonderzoek zijn door middel van boringen in een grid van 30 bij 35 m 2 zones in kaart gebracht waar zich mogelijk archeologische resten bevinden.
Hier zijn in enkele boringen archeologische indicatoren waargenomen direct onder de bouwvoor, in de top van de schorafzettingen (tussen ca. 30 en 60 cm -Mv). Vondsten wijzen op een mogelijke datering in de Vroege Middeleeuwen (C) t/m Nieuwe tijd, waarbij het accent lijkt te liggen in de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Op basis van het karterend booronderzoek kon de aard van de archeologische resten niet duidelijk worden vastgesteld.
Op grond van de resultaten wordt aanbevolen de inrichtingsplannen zo op te stellen dat de archeologische resten in de 2 onderscheiden archeologische zones behouden kunnen blijven. Indien besloten wordt dat de resten niet behouden kunnen worden, is het wenselijk zo snel mogelijk een vervolgonderzoek door middel van proefsleuven uit te laten voeren teneinde de aard, kwaliteit (gaafheid en conservering), datering, omvang en diepteligging nader vast te stellen. In het overige deel van het plangebied zijn geen (eenduidige) archeologische resten aangetroffen. Naar verwachting zal er als gevolg van de grondwerkzaamheden die gepaard gaan met de inrichting van het plangebied dan ook geen verstoring van archeologische waarden optreden. Derhalve worden geen aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan voor het overige deel van het plangebied.