Archeologische Begeleiding spoorverbreding VleuGel-tracédeel ACH, gemeente Houten

DOI

Door ACVU-HBS is in opdracht van de Combinatie Houten 4–Beton V.O.F. in het jaar 2007 een Archeologische Begeleiding uitgevoerd in het deeltracé Lunetten-Houten (ACH) van de spoorbaan tussen Vleuten en Geldermalsen (VleuGel).De verwachting ten aanzien van de archeologische resten was dat de bekende vindplaatsen langs het tracé Houten-Lunetten reeds voldoende zijn onderzocht. Deze verwachting is ten dele uitgekomen. Tijdens de begeleiding zijn archeologische resten van aangetroffen van de vindplaatsen 17, 18 en 20, ter hoogte van vindplaats 21 was dit niet het geval. De begeleiding rond de vindplaatsen 18, 20 en 21 heeft geen belangwekkende resultaten opgeleverd; bij de begeleiding van vindplaats 17 is dit daarentegen wel het geval. De bevindingen ter hoogte van vindplaats 17 zijn tijdens de begeleiding voor zover mogelijk ex situ vastgelegd.De verwachting ten aanzien van vindplaats 17 was de aanwezigheid van een geul opgevuld in de Romeinse tijd en op de noordelijke oever van de geul eventueel nederzettingssporen uit de IJzertijd.Tijdens de begeleiding is de geul daadwerkelijk aangetroffen maar blijkt niet geflankeerd te zijn door nederzettingssporen uit de IJzertijd maar door goed bewaarde nederzettingssporen uit de Middeleeuwen.Deze nederzettingssporen bestaan uit zeker twee vanaf de late 13de eeuw gedateerde sporen en een aantal ongedateerde sporen. Het ene gedateerde spoor is een greppel, het andere is een kuil met opvallende inhoud. De kuil bevatte onder andere twee paardenschedels, een onderkaak van waarschijnlijk één van deze schedels en een halve kogelpot. Behalve de middeleeuwse nederzettingssporen is er tijdens de begeleiding ter hoogte van vindplaats 17 ook een bakstenen waterput gevonden uit de Nieuwe Tijd. De opvallende conische vorm van de gebruikte bakstenen zou een indicatie kunnen zijn voor de aanleg van deze waterput in de Napoleontische tijd. Vindplaats 17 kon op basis van de aangetroffen middeleeuwse nederzettingsresten en de jongere waterput alsnog als behoudenswaardig worden beschouwd.Aangezien gedurende de begeleiding de aangetroffen resten voldoende konden worden gedocumenteerd is geen aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Achteraf gezien was het misschien raadzaam geweest het proefsleuvenonderzoek in 2005 verder door te zetten in noordelijke richting waardoor er beter zicht zou zijn op de archeologische resten op de noordelijke oever van de geul.Op de locatie van de niet behoudenswaardig bevonden vindplaats 18 is tijdens eerder onderzoek de aanwezigheid van zuidwest-noordoost georiënteerde perceelsgreppels uit de Romeinse tijd aangetoond. Tijdens de begeleiding is een greppel met dezelfde oriëntatie aangetroffen. Een datering (in de Romeinse Tijd) voor deze greppel kan echter door de afwezigheid van (daterende) vondsten niet gegeven worden. De resultaten van de begeleiding leiden niet tot aanpassing van de waardering en/of aanvullingen op de kennis van de vindplaats.De verwachting ten aanzien van de archeologische resten op de locatie van de reeds opgegraven behoudenswaardige vindplaats 20 was zeer beperkt; mogelijk waren alleen langs de randen van het onderzochte terrein nog resten van de Bronstijd-vindplaats aanwezig. Tijdens de begeleiding bleek inderdaad het merendeel van de vindplaats verstoord te zijn door de opgraving. Er zijn geen sporen maar slechts lokaal nog tredlagen gevonden die behoren bij de Bronstijd-bewoning. De resultaten van de begeleiding leiden niet tot aanpassing van de waardering en/of wezenlijke aanvullingen op de kennis van de vindplaats. Aangezien wel resten van de vindplaats 20 zijn aangetroffen was het mogelijk beter geweest een iets groter terrein op te graven.De begeleiding heeft geen antwoorden kunnen geven op de gerichte, aanvullende vragen, voortvloeiend uit eerder onderzoek. Het heeft niet geleid tot nieuwe inzichten in de landelijke bewoning, begravingen of andere off-site patronen in de Late IJzertijd en Romeinse tijd in de omgeving van Houten (omgeving vindplaatsen 17, 18, 19, 20, 21 en 22 en daarbuiten). Ook heeft het geen aanknopingspunten opgeleverd met betrekking tot de transformatieprocessen die de inheemse samenleving doormaakte rond het begin van de jaartelling.Ten aanzien van de evaluatie van de prospectie (bureauonderzoek) en selectie (inventariserend veldonderzoek) en het flankerend AMZ-beleid kan gesteld worden dat het merendeel van het archeologische onderzoek voorafgaand aan de begeleiding goed en afdoende is geweest. Het tracé is over het algemeen voldoende onderzocht en zijn langs het tracé vindplaatsen juist geïdentificeerd. Tijdens de graafwerkzaamheden ten behoeve van de verbreding zijn geen nieuwe vindplaatsen aangetroffen.Slechts bij één vindplaats, vindplaats 17, bleek de waardering gedurende de begeleiding aangepast te moeten worden. De oorspronkelijk niet behoudenswaardig bevonden vindplaats bleek bij nader inzien toch wel behoudenswaardig. Tijdens de begeleiding was het echter mogelijk om voorafgaand aan de verstoring door de graafwerkzaamheden gegevens over de vindplaats te documenteren.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zb9-y8vu
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zb9-y8vu
Provenance
Creator B.P.C.A. Tops
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor L Schoenmakers; VUhbs archeologie
Publication Year 2018
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact L Schoenmakers (VUhbs archeologie)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 11771; 9806; 980; 12194; 51772149
Version 1.0
Discipline Humanities