Arnhemseweg 100 te Otterlo, gemeente Ede

DOI

ADC ArcheoProjecten heeft in augustus en september 2017 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Arnhemseweg 100 in Otterlo, gemeente Ede. De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen uitbreiding van een campingterrein.Ten behoeve van het opstellen van de archeologische verwachting is geen bureauonderzoek uitgevoerd, maar is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Waardenkaart Ede. Uit deze kaart kan worden afgeleid dat een groot deel van het plangebied bestaat uit een (laaggelegen) dekzandvlakte, gevormd in het Weichselien, dat duurde van ongeveer 120.000 tot 11.700 jaar geleden. De kans op het voorkomen van archeologische resten binnen dergelijke landschappelijke eenheden is niet erg groot, omdat het veelal gaat om gebieden die te nat waren voor bewoning. Er kunnen wel archeologische resten voorkomen die juist samenhangen met de nattere omstandigheden, zoals jachtattributen of resten van andere watergebonden activiteiten. Het noordelijk deel van het plangebied is op de Cultuurhistorische Waardenkaart Ede gelegen in een zone waar de bodem tot tenminste 40 cm –mv is afgegraven. Waarschijnlijk zijn eventuele archeologische resten op deze locatie, met uitzondering van zeer diepe sporen, reeds verloren gegaan. Het zuidoosten van het plangebied ligt binnen een zone die als reliëfarme afspoelingswaaier met een dun pakket dekzand is gekarteerd. Binnen dergelijke landschappelijke eenheden kunnen nederzettingsterreinen voorkomen uit de periode Laat-Paleolithicum tot in de Middeleeuwen. Vanaf de Bronstijd, en in het bijzonder vanaf de Middeleeuwen, vond onder invloed van menselijk handelen verstuiving van het dekzandlandschap plaats. Hierbij werd in het oosten en zuiden van het plangebied een pakket stuifzand afgezet. Eventuele archeologische resten in de top van het dekzand zijn mogelijk goed geconserveerd vanwege afdekking met stuifzand.Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij kon bevestigd worden dat het plangebied zich in een dekzandvlakte bevindt. Resten van de verwachte afspoelingswaaier in het zuidoosten zijn niet aangetroffen. Op basis van een lichte grindbijmenging lijkt enige verspoeling van het dekzand te hebben plaatsgevonden. In enkele boringen is op het dekzand een 40 tot 50 cm dikke laag stuifzand aanwezig. In de meeste boringen zijn in het dekzand geen sporen van bodemvorming waargenomen. Op basis hiervan wordt aangenomen dat de oorspronkelijke top is verstoven of door (sub)recente grondbewerking is afgegraven of opgenomen in de bovengrond. Eventuele vindplaatsen zullen voor een groot deel verloren zijn gegaan. Vondstmateriaal kan nog wel aanwezig zijn, maar vanwege het ontbreken van de oorspronkelijke context zal dit een lage informatiewaarde hebben. In enkele boringen is nog een deels intacte podzolbodem aangetroffen.Het betreft hier echter slechts drie van de 33 boringen, twee in het oosten en één in het uiterste westen van het plangebied. Een eventuele vindplaats zal daarom fragmentarisch van aard zijn.

Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xvy-jmuf
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xvy-jmuf
Provenance
Creator J. Holl
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor M.G. Nieuwenhuijsen; H. Ludwig (ADC ArcheoProjecten); ADC ArcheoProjecten
Publication Year 2018
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact M.G. Nieuwenhuijsen (ADC ArcheoProjecten)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 7590; 6999; 991; 4468; 1038376
Version 1.0
Discipline Humanities