Aanleiding tot de opgraving, variant begeleiden was de vervanging van de riolering in het centrum van Loppersum. De werkzaamheden maken deel uit van het Centrumplan fasen 2 en 3. Fase 2 omvat de straten Raadhuisstraat, Marktplein, Hogestraat, Lagestraat en Burgemeester Van der Munnikstraat. Fase 3 omvat de straten Wirdumerweg, Nieuwstraat en Kruisweg.Zowel aan de noord- en zuidzijde, als aan de west- en oostzijde van het onderzoeksgebied is de begrenzing van de wierde van Loppersum ondubbelzinnig aangetoond. De ontwikkeling van de wierde in de middeleeuwen is bijna geheel in kaart gebracht en zeker de vroegmiddeleeuwse periode kon gedetailleerd worden gereconstrueerd.IJzertijd/Romeinse tijdEr wordt aangenomen dat de kwelderrug langs de Fivel, waarop Loppersum is gelegen, rond de 6e/ 5e eeuw voor Chr. geschikt werd voor bewoning. Van een aantal dorpen op deze kwelderrug is vastgesteld dat er in de ijzertijd wierden opgeworpen zijn. Ook in Loppersum is al eerder vondstmateriaal aangetroffen uit zowel de ijzertijd als uit de Romeinse tijd, en daarom mag worden verondersteld dat de oorsprong van Loppersum ook tot in de ijzertijd terug gaat. Waar deze nederzetting heeft gelegen kan niet met zekerheid gesteld worden, maar dat deze nederzetting vermoedelijk op het hoogste gedeelte van de kwelderrug heeft gelegen mag worden aangenomen. De positie van de wierde in de ijzertijd/ Romeinse tijd is slechts indicatief omdat noch tijdens het huidige onderzoek noch tijdens voorgaande onderzoeken hiervan sporen zijn aangetroffen. Deze bewoning zal zich vermoedelijk ergens onder de vroegmiddeleeuwse fase bevinden.Vroege middeleeuwenEr is wel precies vastgesteld waar in de vroege middeleeuwen de wierde zich bevond en zelfs de omvang en positie van de vroegmiddeleeuwse erven en huizen kon worden gereconstrueerd. Deze erven liggen op één lijn, waarschijnlijk aan een pad, de voorloper van de Hogestraat. Deze straat is in de loop der tijd iets verschoven en/of verbreed naar het zuiden. Aan de hand van de dateerbare vondsten kan met enige zekerheid gezegd worden dat hier vanaf de 8e eeuw een nederzetting op een wierde was gelegen. De vroegmiddeleeuwse bewoning gaat waarschijnlijk nog verder terug en heeft mogelijk eerst bestaan uit afzonderlijke erven, waarbij gebruik is gemaakt van aparte podia die later aan elkaar zijn gegroeid tot een volwaardige wierde. Aan de zuidkant van de Hogestraat konden vijf erven worden gereconstrueerd van elk ongeveer 20 à 21 meter breed, met op vier van de erven aantoonbare plaggenhuizen. De in Loppersum aangetroffen huizen, van het type Leens, moeten als woonstalhuizen worden beschouwd.De erven uit de vroege middeleeuwen hebben dezelfde oriëntatie als de nu nog bestaande percelering aan de Hogestraat. Ze zijn loodrecht op de lange middenlijn van de wierde georiënteerd: een blokvormige, langgerekte indeling. Gezien de langwerpige, lineaire vorm van de wierde mag worden aangenomen dat de vijf erven aan de zuidkant gespiegeld kunnen worden naar het noorden. Op de vroegmiddeleeuwse wierde zullen zich in totaal tien erven hebben bevonden, waarop vanaf de 8e eeuw tot waarschijnlijk in de 10e eeuw plaggenhuizen hebben gestaan.De kerk van Loppersum is wellicht gesticht rond 800, door de prediker Liudger. De eerste historische vermelding van een kerk in Loppersum stamt uit 944. Hiermee is zeker dat in ieder geval in de 10e eeuw er een kerk in Loppersum staat, en een eerste bouw in de 9e eeuw lijkt aannemelijk. In Loppersum wordt al langer vermoed dat de kerk niet op de vroegmiddeleeuwse wierde is gebouwd, maar dat aan de oostzijde hiervan apart een wierde is aangelegd om de kerk op te bouwen. Uit het huidige onderzoek blijkt dat de kerk van Loppersum en de nederzetting zich inderdaad op twee verschillende wierden bevinden waarbij, gezien de ouderdom van de sporen in de Hogestraat, de wierde hier in ieder geval ouder is dan het begin van de kerstening en dat de kerkwierde daarmee een aparte en latere aanleg is.Na de aanleg of wellicht gelijktijdig met de aanleg van de kerkwierde wordt direct ten noorden van de overgang van de kerkwierde met de vroegmiddeleeuwse wierde een nieuw erf aangelegd. De ouderdom van dit nieuwe erf is niet duidelijk. Het oudste vondstmateriaal uit deze wierde uitbreiding stamt uit de 10e eeuw, de onderste wierdelagen - die niet aangesneden zijn bij het huidige onderzoek- zouden daarmee nog iets ouder kunnen zijn. Het is verleidelijk om in het nieuwe erf de plek van de pastorieplaats te zien: de boerderij die de inkomsten moest leveren voor het levensonderhoud van de pastoor van de kerk. Een kerk werd in de vroege middeleeuwen pas gebouwd als er zowel plaats voor de kerk als plaats voor de pastorieplaats beschikbaar was, zoals voorgeschreven door het kerkelijke recht.Late middeleeuwenEr zijn niet veel laatmiddeleeuwse sporen aangetroffen tijdens het onderzoek. Dit heeft te maken met het feit dat de laatmiddeleeuwse lagen de top vormden van de wierde en later grotendeels zijn verstoord. Naast de restanten van enkele ophogingslagen zijn de meeste sporen die wel aan de late middeleeuwen zijn toe te wijzen de dieper ingegraven sporen, vooral afvalkuilen en sloten. Laatmiddeleeuwse structuren zijn niet aangetroffen. Ook aan de flanken van de wierde is weinig activiteit uit de late middeleeuwen aangetroffen. De uitzondering op dit beeld vormt de Nieuwstraat, zuidelijk van de kerk en de Hogestraat gelegen, waar wel duidelijk een laatmiddeleeuwse ontwikkeling kan worden aangetoond.De huidige resultaten in de Nieuwstraat wijzen op een doorlopende uitbreiding van het vroegmiddeleeuwse complex van de Hogestraatwierde met de kerkwierde naar het zuiden toe. De uitbreiding van Loppersum naar het zuiden zal uiteindelijk ook een gevolg zijn geweest van de stichting van de moederkerk in Loppersum, waardoor de aantrekkingskracht van Loppersum als vestigingsplaats zal zijn toegenomen. Dat deze uitbreiding later het domein werd van een belangrijke familie is historisch vastgesteld. Het westelijke gedeelte van de uitbreiding komt overeen met de terreinen van de Aylkuma borg. Wanneer deze borg precies is gebouwd, is niet bekend, maar hij was vanaf de 15e eeuw zeker aanwezig en toen in handen van de familie Aylkuma. De Nieuwstraat zal vanaf het begin de ontsluitingsweg zijn geweest voor de zuidelijke uitbreiding van de wierde. De straat wordt nog vóór het einde van de middeleeuwen verhard en verbreed, mogelijk als gevolg van de (ver)bouw van de borg.Waarom er in de late middeleeuwen geen (grote) uitbreiding van de wierde naar het noorden toe plaatsvond is niet duidelijk. Alleen de erven aan de Hogestraat lijken in de loop van de middeleeuwen nog iets naar het noorden te zijn uitgebreid. Ook lijkt er een kleine uitbreiding te zijn geweest ten noorden van de kerk, op de locatie van de Wirdumerweg. De laatste uitbreiding van de wierde heeft waarschijnlijk naar het zuidwesten plaatsgevonden, direct ten zuiden van de Lagestraat/Schipsloot. Het gaat hier, net als de zuidelijke uitbreiding, zeer waarschijnlijk ook om een borgterrein, op de kaart van 1730 wordt de bebouwing alhier afgebeeld met de naam ‘Stenhuis’.Aanwijzingen voor een middeleeuwse haven als voorganger van de Schipsloot zijn tijdens de huidige begeleiding niet aangetroffen. Maar gezien de beperkte omvang van de begeleiding kan niet worden uitgesloten dat er zich in de late middeleeuwen een haven in de directe omgeving heeft bevonden en dat de Schipsloot hiervan een opvolger is.Nieuwe tijdIn de nieuwe tijd is de wierde weliswaar niet verder uitgebreid, maar heeft het dorp Loppersum wel de nodige veranderingen ondergaan. Hierbij is vooral buiten de wierde uitgebreid.De Schipsloot, zoals het zich nu laat aanzien, is een nieuwetijdse aanleg, met het hoofdgebruik in de 17e en 18e eeuw. Hierna is de Schipsloot langzamerhand verkleind en versmald, totdat de gehele functie als haven in de 20e eeuw is komen te vervallen. De in de Lagestraat gevonden sporen bevinden zich bijna allemaal aan de zuidzijde van deze straat. Het is zeer waarschijnlijk dat het gaat om de resten van oude kadestructuren, steigertjes en wasplaatsen aan de Schipsloot.Op de locatie van de Wirdumerstraat wordt een mogelijk al uit de late middeleeuwen stammend pad in de nieuwe tijd verhard en verbreed, waarschijnlijk voor nieuwe bewoning en/of ambachtelijke activiteit aan de noordzijde van de Wirdumerweg. De aangetroffen houten goten en greppels die in de wegverharding liggen, wijzen in ieder geval op activiteiten in de nieuwe tijd die een afvoer nodig hadden en naar de kerkgracht toe afvoerden.De Burgemeester van der Munnikstraat is pas aangelegd in de jaren '60 van de vorige eeuw, nadat door brand en sloop een aantal panden aan het begin van de Lagestraat waren verdwenen. Hieronder bevond zich ook het huis van de familie Glas, in het begin van de 20e eeuw een bekende en vermogende familie. De huidige onderzoeksresultaten bevestigen deze situatie. De nieuwe riolering doorsnijdt een stuk achterland, de erfgrenssloot, het erf met typerende zaken als afvalkuilen en waterputten en daarna de resten van het huis zelf met zijn fundamenten en de restanten van (water)kelders. De oorspronkelijke bewoners van het eerste pand alhier zullen mensen van enige stand en welvaart zijn geweest, gezien de hier gevonden goudschat: 49 goudguldens uit ruwweg de 16e eeuw. De Burgemeester de Munnikstraat respecteert in zekere zin nog de oorspronkelijke inrichting uit de nieuwe tijd. Het noordelijke gedeelte van deze straat volgt namelijk de voormalige oprijlaan vanaf de Molenweg naar het achtererf van het huis van de familie Glas.