In het plangebied zijn zeven boringen gezet tot maximaal 300 cm -mv. Deboringen zijn verspreid over het plangebied gezet. Uit de boringen blijkt dat in de ondergrond van het plangebied zich komafzettingen bevinden. De top van het pakket bevindt zich tussen 140 en 180 cm -mv. Hierboven liggen crevasseafzettingen van de Oude Rijn-Pannerden beddinggordel.Op grond van de bodemstructuur en de artefacten is in vier boorprofielennagenoeg het hele pakket crevasseafzettingen recent omgewerkt, tot dieptes van 130, 165, 170, 140 en 300 cm. Deze verstoringen zijn vermoedelijk 20 e eeuws.In drie boorprofielen bevinden zich archeologische indicatoren(houtskoolfragmenten, fosfaatvlekken en een aardewerkfragment uit de Nieuwe tijd). Deze indicatoren kunnen worden gezien als aanwijzingen voor langdurige bewoning van het plangebied. De top van archeologische niveau ligt direct onder de bouwvoor aan de oostrand van het plangebied. In twee andere boorprofielen bevindt de top van het archeologische niveau zich op 130 cm -mv en 110 cm -mv. De nieuwbouw in het zuidoosten van het plangebied wordt gerealiseerd op de plaats van het huidige woonhuis. Verondersteld wordt dat onder de bestaande bebouwing de grond tot de funderingsdiepte van 80 cm -mv is geroerd. Als geen kelders worden aangelegd, worden hier waarschijnlijk geen archeologische waarden bedreigt.De nieuwbouw aan de noordzijde valt in een zone waar houtskoolbrokken en fosfaatvlekken aanwezig zijn onder een omgewerkte bovenlaag van 130 cm dik.Omdat dit plandeel reeds lange tijd overbouwd is met kassen met een betonnen vloer, is verblauwing door overbouwing geen risico voor eventuele archeologische sporen in de ondergrond. Mits hier eveneens geen kelders worden aangelegd, worden eventuele archeologische resten evenmin bedreigt.Bureau voor archeologie adviseert daarom het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling mits geen kelders worden aangelegd. Bij de aanleg van kelders wordt aanbevolen nader onderzoek te verrichten door het aanleggen van proefsleuven.