In de periode van 5 tot en met 10 november heeft het Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een archeologische begeleiding (AB) uitgevoerd aan de Wethouder Jansenlaan te Harderwijk. Dit gebeurde in opdracht van projectbureau U–projecten uit Arnhem. Op het terrein van de voormalige Weiburgschool zouden bodemverstorende activiteiten gaan plaatsvinden. In RAAP-rapport 632 uit 2001 wordt aangegeven dat de archeologische verwachting in dit deel van Harderwijk wat betreft archeologische sporen uit de Late Middeleeuwen hoog is. Verder bestaat de mogelijkheid dat een laatmiddeleeuwse weg zich op of vlak naast het onderzoeksterrein bevind. Ook is op een kaart van Jacob van Deventer uit ca. 1560 bebouwing zichtbaar op het terrein, waaronder een molen. Door recente bodemingrepen is het terrein deels verstoord, wat reden voor RAAP was om geen nader booronderzoek uit te voeren, maar, conform de wetgeving in het kader van Malta 1992, een archeologische begeleiding van de bodemverstorende activiteiten te adviseren.De gestelde onderzoeksvragen zullen hier voor zover mogelijk beantwoord worden:1 Wat is de aard en ouderdom van de eventuele sporen?De tijdens de AB aangetroffen sporen bevinden zich in de directe omgeving van een laatmiddeleeuwse weg. Sporen van deze weg zijn welliswaar niet tijdens de AB aangetroffen, maar er kan op basis van de gegevens van RAAP wel van uit worden gegaan dat deze in de buurt moet hebben gelegen. De aangetroffen sporen kunnen dan ook ge¨ınterpreteerd worden als resten van bewoning langs de oude weg. Het gaat dan vooral om (afval-) kuilen en greppels die in de periferie van de bebouwing hebben gelegen. Er zijn geen resten van structuren zoals huizen, boerderijen, bijgebouwen of een molen, aangetroffen. De sporen stammen op basis van het aangetroffen aardewerk voornamelijk uit in de 13e tot 14e eeuw n. Chr.2 Hoe is de bodemopbouw ter plekke?De opbouw van de bodem was op het grootste gedeelte van het onderzoeksterrein tot op het gele zand (C-Horizont) verstoord. Slechts een klein deel van het bodemprofiel is beter bewaard gebleven; hier zijn de archeologische sporen aangetroffen. Van deze sporen is echter enkel het onderste deel bewaard gebleven. De bovengrond op dit deel van het terrein, dat wil zeggen de bovenste meter grond vanaf het maaiveld, is namelijk wel compleet verstoord.Deze verstoring lijkt gezien de vondsten die bij de aanleg van het vlak zijn gedaan (vondstnummer 2) uit de 17e of 18e eeuw te stammen.3 Is het mogelijk iets te zeggen over de bodemgenese?Gezien de bovengenoemde verstoringen is het niet mogelijk iets over de bodemgenese op het onderzoeksterrein te zeggen.4 Wat is het belang van de sporen?Grote delen van de buitengebieden rondom het oude stadscentrum van Harderwijk zijn bij de bouw van de na–oorloogse wijken geheel verstoord geraakt. Een groot deel van het bodemarchief is hierdoor verdwenen en het is nagenoeg onmogelijk geworden om de ontwikkeling van Harderwijk in de Late Middeleeuwen te volgen. Resten van activiteiten zoals bij de AB aan de Wethouder Jansenlaan zijn aangetroffen, kunnen een deel van deze onderzoekslacune opvullen.5 Zijn er aanwijzingen voor de loop van de verwachte laatmiddeleeuwse weg?Mogelijk is spoor 21 (zie afb. 3) een bermsloot van een weg geweest en heeft de weg aan de oostkant van deze sloot gelopen. Gezien de reconstructie van de weg door RAAP is dit een mogelijkheid. Het ontbreken van harde bewijzen voor de loop van de weg op deze plek zorgt er echter voor dat dit onbewezen blijft.6 In welke mate houden de sporen verband met de bekende archeologische terreinen in de directe omgeving?De aangetroffen sporen en mobiele vondsten zijn vergelijkbaar met de reeds bekende archeologische vondsten langs de randen van het middeleeuwse centrum van Harderwijk. Ook aan deWethouder Jansenlaan gaat het omlaatmiddeleeuwse sporen (kuilen en greppels), vermoedelijk langs een oude uitvalsweg, vergelijkbaar met de opgraving bij de Tuinweg (Brandt et al. 1992).
Date: 2003
