Het noordelijke en centrale deel van de onderzoekslocatie ligt volgens de Archeologische Maatregelenkaart van de gemeente Horst aan de Maas in een zone Categorie 3 (hoge archeologische verwachting). Het zuidelijke deel ligt in een zone Categorie 4 (gematigde archeologische verwachting). Binnen het bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas (vastgesteld 2015) gelden resp. de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie 3 en Waarde – Archeologie 4.
Op de geomorfologische kaart ligt het grootste deel van het plangebied binnen een glooiing van een beekdalzijde. De noordrand van het plangebied ligt op een dekzandrug. Op circa 110 meter ten zuiden van het plangebied ligt het lager gelegen beekdal van de Groote Molenbeek. De hooggelegen dekzandruggen en dekzandwelvingen in de directe nabijheid van waterlopen, zullen ideale bewoningslocaties voor jager-verzamelaars zijn geweest. Er geldt een hoge verwachting voor vindplaatsen uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum.
De ligging van het plangebied direct op de overgang van dekzandrug naar de glooiing zal voor latere landbouwende samenlevingen niet direct een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn geweest. Voor het plangebied geldt daarom een hoge verwachting voor zowel nederzettingsresten uit de periode neolithicum tot en met de ijzertijd als voor nederzettingsresten uit de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen.
Het plangebied ligt aan de Vrouwboomweg, een historische uitvalsweg vanuit de historische kern van Horst. De Vrouwboomweg loopt parallel aan de Groote Molenbeek. Uit bestudering van historische kaarten blijkt dat aan de Vrouwboomweg meerdere boerderijen zijn gesitueerd als onderdeel van het buurtschap Aan het Broek. Sinds tenminste 1700 was hier al meerdere bebouwing aanwezig. Direct ten oosten van het plangebied staan sinds tenminste circa 1800 twee gebouwen ingetekend. Het plangebied zelf blijft onbebouwd. Het is aannemelijk dat de 19e-eeuwse bebouwing teruggaat tot de late middeleeuwen of voorgangers kent uit deze periode die mogelijk ook binnen het plangebied aanwezig waren. Er geldt een hoge archeologische verwachting voor de periode late middeleeuwen en nieuwe tijd.
Op basis van het uitgevoerde verkennend veldonderzoek door middel van boringen kan worden gesteld dat de bodemopbouw in het plangebied bestaat uit een scherp AC-profiel. Hierdoor is de kans groot dat archeologische resten in de ondergrond kunnen worden aangetroffen. De in het vooronderzoek opgestelde archeologische verwachting (hoog voor neolithicum – nieuwe tijd) blijft dan ook gehandhaafd. Het archeologische niveau bevindt zich onder de A-horizont (circa 50 – 80 centimeter onder maaiveld). Om deze redenen wordt er een vervolgonderzoek noodzakelijk geacht.