Onder de rook van Het Binnenhof hebben medewerkers van het team Uitvoering en Onderzoek van de afdeling Archeologie, gemeente Den Haag, in november en december 2012 voorafgaand aan de bouw van het nieuwe woon- en winkelcomplex “Amadeus”, aan het Spui 24 - 28a een definitief archeologisch onderzoek uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek werden bewoningssporen en vondsten aangetroffen die vanaf de tweede helft van de 14de eeuw dateren en een beeld geven van de ontwikkeling en het stedelijke leven in dit deel van de stad.Het archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat voorafgaand aan de eerste bebouwing in het plangebied in de tweede helft van de 14de eeuw, het terrein ontwaterd werd door een slootje dat beschoeid was met houten palen en vlechtwerk. Met de vrijgekomen veenbagger uit de gegraven sloot en in combinatie met afval afkomstig elders uit de stad, werd het terrein opgehoogd en bouwrijp gemaakt.Het opgegraven vondstmateriaal bestaat voornamelijk uit gebruiksaardewerk, maar er zijn ook voorwerpen van hout en metaal aangetroffen. Heel bijzonder zijn twee zogenaamde pelgrimsinsignes van tin uit de late 14de eeuw die getuigen van het belang van de religie in de toenmalige samenleving. Het ene insigne is een zogenaamde wijwaterampul (gegoten in de vorm van een schelp) en is oorspronkelijk afkomstig uit het bedevaartsoord Santiago de Compostella. Het andere is opengewerkt en toont een tronende Maria met daarboven haar tunica die sinds Karel de Grote in de dom van Aken bewaard wordt.Bij het uitgraven van de sleuf voor de aanleg van de stalen damwand rondom de bouwput werden aan de straatzijde op het perceel Spui 26 de resten van een bakstenen fundering aangetroffen welke op basis van het baksteenformaat - lengte 28 cm - hoogstwaarschijnlijk in het laatste kwart van de 14de eeuw gedateerd kan worden. Deze fundering en in het verlengde daarvan de funderingen die tijdens het definitief archeologisch onderzoek werden opgegraven, vertegenwoordigen de tastbare overblijfselen van een van de vroegste bakstenen panden die aan het Spui stonden.Baksteen was in de 14de eeuw een nog relatief duur bouwmateriaal en daarom wordt aangenomen dat de eigenaar van het pand (redelijk) vermogend moet zijn geweest. Mogelijk oefende hij een beroep uit in de handel, want het Spui was na het graven van de Trekvliet in 1344-1345 gekanaliseerd en was daarmee een belangrijke vervoersader voor de stad geworden.Vondstmateriaal afkomstig uit twee beerkelders en een beerput, wijst er op dat in de periode vanaf de 15de tot na het midden van de 17de eeuw de panden Spui 26 en mogelijk Spui 28a bewoond werden door vermogende personen. Met name het glas uit de beerput van Spui 26 wijst op welstand. Het betreft bekers en glazen in zogenaamde Venetiaanse stijl uit de eerste helft van de 17de eeuw. Minder exclusief maar zeker zo bijzonder, zijn enkele drinkglazen – zogenaamde roemers – die gegraveerd zijn met onder andere teksten (leuzen) die naar de Oranjes verwijzen.Dat de bewoners van de panden Spui 24, 26 en 28a van enige welstand waren, wordt bevestigd door historisch onderzoek dat een aantal namen van eigenaren en bewoners alsook hun beroep aan het licht heeft gebracht. Enkele van deze personen hadden zelfs hooggeplaatste functies binnen het lokale ambtelijke apparaat.
Bewoningssporen aan het Spui vanaf de tweede helft van de 14de eeuw onder het nieuwe woon- en winkelcomplex "Amadeus"
Issued: 2016