Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het westelijk deel van het plangebied zich op een getijinversierug bevindt. Het oostelijk deel van het terrein bevindt zich in een vlakte van getijafzettinge. In het uiterste noordoosten komt een zee-erosiegeul voor. De bodem in het plangebied bestaat uit kalkrijke poldervaaggronden en kalkrijke leek-/woudeerdgronden. Er kunnen archeologische resten verwacht worden die dateren vanaf het Mesolithicum.Uit het veldonderzoek is gebleken dat de bodem in het plangebied zeer uniform is. Onder de bovengrond (bouwvoor) bevindt zich een gelaagd pakket bestaande uit roesthoudende, zeer lichte zavel tot lichte klei veelal met zandlaagjes, schelp- en plantenresten. In het merendeel van de boringen is tevens een veraarde veenlaag aangetroffen. In het westelijk deel van het plangebied, ter hoogte van de getij-inversierug, is zand in de ondergrond aangetroffen. Op een vijftal boorlocaties is de demping van oude verkavelingsloten aangetroffen. Er zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen.Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er zich binnen het plangebied (grotere) archeologische nederzettingen bevinden.