In opdracht van ECO Architectuur b.v. heeft Transect in oktober en november 2017 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd op een plangebied aan de Vogelweg-Kievitsweg in het projectgebied Oosterwold in Almere-Hout (gemeente Almere). De aanleiding voor het onderzoek is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, dat de bouw van woningen in het plangebied mogelijk moet maken. De voorgenomen werkzaamheden gaan gepaard met bodemingrepen, waardoor de oorspronkelijke bodemlagen en hiermee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord.Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken:• Het plangebied bevindt zich in een relatief vlak dekzandlandschap, waarbinnen een tweetal zwakke welvingen aanwezig lijken te zijn. Deze bevinden zich in het westelijk deel van het plangebied langs de zuid- en noordwestgrens van het plangebied. De rest van het plangebied ligt relatief lager. De aanwezigheid van bodemvorming in de top van het dekzand weerspiegelt eveneens het reliëf. Er zijn in de top van het dekzand sporen van bodemvorming aanwezig met name op de relatief hogere delen. Deze bodemvorming bestaat uit podzolering (te herkennen aan de aanwezigheid van A-, E- en B-horizonten). Archeologisch gezien zijn deze plekken intact te beschouwen. De overige locaties zijn dit niet. Deze plekken bevinden zich in relatief lagere delen van het dekzandlandschap, waar aanwijzingen voor erosie gevonden zijn in de vorm van de haarscherpe grens van het pleistocene zand met het erboven gelegen verslagen veen. Ook ontbreken er sporen van bodemvorming. In bijlage 1 zijn de intacte zones en de niet-intacte zones ruimtelijk weergegeven.• Gezien de diepteligging is het dekzand in het plangebied tussen circa 5.300 en 5.000 v. Chr. verdronken. Dit betekent dat in de top van het dekzand archeologische waarden aanwezig kunnen zijn die uit de periode van het Mesolithicum tot en met het begin van het Neolithicum dateren. • Er zijn in het plangebied Oude Getijdenafzettingen aangetroffen, maar deze zijn ongerijpt en vermoedelijk als overstromings- en/of geulafzetting tot stand gekomen. Ook zijn er geen sporen van rijping of bodemvorming in aanwezig. Hiermee is de verwachting dat de afzetting te nat en ongeschikt is voor bewoning.• Op basis van bovenstaande geldt in het plangebied op de plekken waar de top van het dekzand nog intact is gebleven een hoge archeologische verwachting. Op de plekken waar sprake is van erosie en/of het ontbreken van bodemvorming geldt voor de top van het dekzand een lage archeologische verwachting op de aanwezigheid van prehistorische resten. Voor de Oude getijdenafzettingen geldt in het plangebied in zijn geheel een lage archeologische verwachting.• Binnen de grenzen van het tijdens het karterend onderzoek onderzochte deel van het plangebied geen aanwijzingen gevonden, die op de aanwezigheid van een vindplaats wijzen. Harde archeologische indicatoren (zoals vuursteenafslagen, gebroken kwarts, aardewerk en/of verbrand bot) of andersoortige aanwijzingen zijn in de residuen niet aangetroffen. De vondsten uit de residuen beperken zich tot houtskool en knappersteen. Uitzondering vormt de vondst van een fragment vuursteen op een plek. De ligging van de vondst in een laag deel van het landschap in combinatie met de aanwezigheid van detritus (op het dekzand) en het ontbreken van sporen van bodemvorming doen vermoeden dat de vondst verspoeld is. Ze wijst zodoende niet op een vindplaats ter plaatse.