Bij het proefsleuvenonderzoek zijn in deelgebied 2 twee vondststrooingen aangetroffen met aardewerk, vuursteen, natuursteen en dierlijk botmateriaal. Op basis van het aardewerk zijn deze in de Late Bronstijd te dateren. Tussen beide strooiingen in is een zone aangetroffen met meerdere paalkuilen langs een geul.Deze sporen wordt op basis van twee 14C-dateringen in de Middeleeuwen-Nieuwe tijd gedateerd.In deelgebied 10A zijn sporen uit verschillende perioden aangetroffen. Sporen en vondsten zijn gedaan op de top en op de flank van een rivierduin. Op basis van de analyse van het aardewerk blijkt dat de sporen in werkput 1 en 2 dateren uit de (Laat-)Romeinse tijd, Vroege, Volle en Late Middeleeuwen.Paalkuilen en een mogelijke waterput duiden op een erf of nederzetting in de directe omgeving en verschillende greppels kunnen samenhangen met de inrichting van het landschap (ontginning, verkaveling, erf- of perceelsgrens). In hoeverre er sprake is van bewoningscontinuïteit vanaf de Romeinse tijd tot en met de Late Middeleeuwen is op basis van de huidige resultaten niet te zeggen.Deze gegevens kunnen in het licht van de middeleeuwse kern van het gehucht Vorchten een bijzonder belangrijke bijdrage leveren aan de bewoningsgeschiedenis van dit deel van het IJsseldal.Daarnaast lijkt er in werkput 3 op de flank van het rivierduin een vindplaats uit de prehistorie aanwezig.Het aardewerk uit de zeefvakken kan gedateerd worden in de late prehistorie (einde van de Bronstijd), maar (een deel van) de vuurstenen artefacten zouden ook veel vroeger kunnen zijn gemaakt; in de Midden- of Late Steentijd.