Het bureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie (BAAC bv) heeft op het plangebied aan de Delpratsingel 21 te Breda een definitief archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het pand dat hier stond en de bijbehorende funderingen zijn gesloopt, zodat hier appartementen met ondergrondse parkeergarages gerealiseerd kunnen worden. Bij de sloop werden onverwacht muurresten aangetroffen. Na de verplichte melding volgens de Monumentenwet 1988, heeft het Bureau Cultureel Erfgoed van de gemeente Breda, vastgesteld dat het muurwerk onderdeel uitmaakt van de vestingwerken uit de periode 17de-18de eeuw. Het Bureau Cultureel Erfgoed heeft het onderzoek uitgevoerd met inhuur van BAAC bv. Het onderzoek had tot doel inzicht te geven in de locatie, aard, omvang, datering en fasering van de aanwezige vestingwerken. Het veldwerk is uitgevoerd op 19, 20 en 21 december 2005 in opdracht van de gemeente Breda, met als bevoegd gezag drs. R. Berkvens (projectcoördinator Archeologie). Het Plan van Aanpak (PvA) is opgesteld door drs. R. Berkvens en goedgekeurd door drs. J. Hendriks (coördinator Bureau Cultureel Erfgoed).Op het onderzoeksterrein zijn restanten van vestingwerken aangetroffen. Het betreft een contregarde (C300) uit fase 4 (rond 1682) en een gracht (C3003/3009) die daar mogelijk voor de bouw van het vestingwerk heeft gelegen. Overblijfselen van oudere bewoning of gebruik van het terrein zijn niet aangetroffen. Indien deze aanwezig zijn geweest, heeft de aanleg van de vestingwerken deze vernietigd. Het is echter aannemelijk dat de locatie voor de aanleg van de vestingwerken in gebruik is geweest als akker- of weidegrond. Sporen van na de afbraak van de vestingwerken zijn de verstoringen en funderingspalen van het laatste gebouw dat op het terrein heeft gestaan.Hoewel het onderzoek heeft aangetoond dat er een zandwallichaam tegen de contregarde heeft gelegen, kan er niets gezegd worden over de vorm van dit lichaam. Wel kon door de grote mate van compleetheid van het muurfragment de bouwmethode nader onderzocht worden. Het blijkt dat er voor dit deel van de vestingwerken is gekozen voor kistwerk met een klamp voor het opgaande zichtwerk. Een puinpakket aan de voet van de fundering, moest deze tegen inwerkend grachtwater beschermen. De steunberen fungeerden als ankers in de (natuurlijke) ondergrond en zijn daarin ‘van binnen uit’ gemetseld. De steunberen staan in verband met het kistwerk.Het onderzoek heeft informatie opgeleverd over de ligging van de vestingwerken gedurende fase 3 en 4 (1682-1868). Het is mogelijk dat de gebruikelijke projectie van de kaart uit 1754 op de huidige topografi e met een aantal meters (16,5 meter naar het oosten en 12 meter naar het zuiden) gecorrigeerd moet worden. Na deze verschuiving, komt de afgewerkte kant van de contregarde functioneel beter overeen met waterlijn. De exacte ligging van de contregarde kan pas worden vastgesteld wanneer de saillant ontdekt wordt.

Erfgoedrapport Breda 26

Date: 24-08-2005 (aanvang onderzoek)