In opdracht van Sagrex Holding bv heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in augustus, september en december 2011 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande ontzanding van twee percelen ten zuiden van de Uivermeertjes in het buitengebied van Deest (gemeente Druten).
Op basis van het bureauonderzoek werden binnen het plangebied geen holocene stroomgordelafzettingen verwacht; de laat-pleistocene terrasvlakte (Formatie van Kreftenheye) zou niet zijn aangesneden door holocene stroomgordels, maar zijn afgedekt met een dik pakket komklei. Evenmin waren er aanwijzingen voor rivierduinafzettingen op het pleistocene oppervlak. Naar verwachting is het laat-pleistocene oppervlak niet of nauwelijks aangetast. Archeologisch onderzoek uit het rivierengebied, zoals uit het gebied direct ten noorden van het plangebied, heeft aangetoond dat op dergelijke locaties archeologische vindplaatsen aanwezig kunnen zijn. Het betreft dan met name de relatief hoger gelegen zones van de pleistocene terrasvlakte alsmede de oeverzones van laat-pleistocene geulen. Aan beide landschappelijke zones wordt een hoge verwachting toegekend ten aanzien van bewoningssporen uit de periode Mesolithicum-Neolithicum (gekenmerkt door een strooiing van overwegend houtskool). Komafzettingen zijn typerend voor een relatief laaggelegen, nat gebied, dat over het algemeen niet of nauwelijks geschikt was voor bewoning. Aan de zone met komafzettingen is dan ook een lage verwachting toegekend. Tot slot is tevens een hoge verwachting toegekend aan de top van de crevasseafzettingen die in het plangebied werden verwacht. Op basis van de datering van noordelijker gelegen vindplaatsen op de bewuste crevasse geldt deze verwachting specifiek voor de Romeinse tijd.
In tegenstelling tot de verwachting op basis van het bureauonderzoek, bleek er een noordwestzuidoost georiënteerde laat-pleistocene geul binnen het plangebied aanwezig te zijn. Met name op de oevers van deze geul zijn diverse archeologische indicatoren aangetroffen op meerdere niveaus. De belangrijkste niveaus zijn een vegetatieniveau (top 130-140 cm -Mv), een pakket komafzettingen (top 150-180 cm -Mv) en langs de zuidelijke oever van de geul de top van de Laag van Wijchen (top 150-200 cm -Mv). In het plangebied zijn zo vier archeologische vondstconcentraties (vindplaatsen) geïdentificeerd, die globaal gedateerd kunnen worden in de Prehistorie (mogelijk Mesolithicum t/m Middeleeuwen). De vindplaatsen kenmerken zich door een strooiing van overwegend houtskool en gezien de meerdere vondstniveaus is er vermoedelijk sprake van bewoning in meerdere archeologische perioden. Opvallend is de gelijkenis van met name vindplaatsen 1 en 2 (en mindere mate vindplaats 4) met nabijgelegen vindplaatsen.
