In opdracht van A.A.M. van den Berg heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (karterende fase) uitgevoerd in het plangebied Groenstraat 10 te Berlicum. De plannen voor de planlocatie hebben betrekking op nieuwbouw.Op basis van de ouderdom van de afzettingen zouden binnen het plangebied archeologische resten aanwezig kunnen zijn vanaf het paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Op basis van bekende archeologische waarden in de directe omgeving wordt de kans op het aantreffen van archeologische resten uit de bronstijd tot en met late middeleeuwen het grootst geacht. Bij nederzettingresten uit de periode laat-paleolithicum tot en met neolithicum moet gedacht worden aan tijdelijke jachtkampen, waarvoor houtskool, bewerkt vuursteen, gewei, bot en hazelnootdoppen de archeologische indicatoren kunnen zijn.Archeologische resten uit de periode Bronstijd tot en met Nieuwe tijd kunnen bestaan uit onder andere aardewerkstrooiing, fosfaat, afvalkuilen, waterputten, bot en houtskool. Een verhoging van het terrein in de vorm van een dekzandrug in de nabijheid van water (De Aa en de Wambergsche beek) vormt een zeer gunstige bewoningslocatie (Gerritsen en Rensink 2004). Volgens De Bont (1993) ligt de oudste bewoningskern van het gebied Berlicum-Middelrode ter plaatse van het plangebied (zie paragraaf 2.3.2) en kunnen archeologische resten aanwezig zijn van bewoning voor 1000 na Chr. Op de historische kaart uit circa 1830 (zie figuur 2.3) is binnen het plangebied geen bebouwing aanwezig. Rondom het plangebied bevinden zich wel verschillende panden. In de Tweede Wereldoorlog is deze historische bebouwing verwoest (Van derHeijden 1984).Op basis van de natuurlijke omstandigheden en het historisch kaartmateriaal geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting. Volgens de bodemkaart is daarnaast een enkeerdgrond aanwezig. Omdat de enkeerdgronden zijn gevormd onder hoge en droge omstandigheden en vaak gelegen zijn nabij oude nederzettingen of hoeven is de kans op het aantreffen van vindplaatsen zeer hoog. Archeologische vondsten en bewoningssporen kunnen bij een intact bodemprofiel worden verwacht aan de basis van het esdek en in de top (Ah-, E-, Bh- en Bs-horizonten) van een eventueel daar onder begraven bodemprofiel (meestal een humuspodzol). De plaggenbemesting kwam vanaf ongeveer de elfde eeuw in zwang, zodat vooral vindplaatsen van vóór de Middeleeuwen nog intact en goed geconserveerd zullen zijn.Vanwege de dikte van het esdek zullen eventuele vindplaatsen veelal nog gaaf aanwezig zijn, omdat ze door de ophoging geleidelijk buiten het bereik van heteergetouw en de keerploeg (sinds de vijftiende-zestiende eeuw) zijn geraakt. De oudere grondbewerking (met eergetouw) zal hooguit de bovenste 15 cm van de oude bodem hebben geroerd en dus nauwelijks verstoringen van de originele bodem hebben veroorzaakt. Eventueel mestaardewerk uit de Middeleeuwen en uit recentere periode is meestal van elders aangevoerd en duidt dan geen vindplaats ter plaatse aan. Pre-middeleeuws aardewerk dat zich in (de basis van) het esdek bevindt kan door biologische activiteit en regelmatig ploegen omhoog gewerkt zijn en daardoor weer wel een aanwijzing zijn voor een vindplaats in de begraven ondergrond onder het esdek. De grondwaterstand is meestal laag en het profiel is dus goed ontwaterd. Hierdoor zullen vooral organische resten en botmateriaal minder goed geconserveerd zijn. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (zie figuur 2.2) is echter te zien dat de bodem in de omgeving van het plangebied mogelijk is afgegraven. Ook in de literatuur (Van der Heijden 1984) wordt vermeld dat tijdens de ruilverkaveling in de jaren zestig van de vorige eeuw veel vergraving en zandwinning heeft plaatsgevonden, waardoor de kans op het aantreffen van intacte archeologische vindplaatsen aanzienlijk is verkleind.Uit het veldonderzoek bleek dat de bodem in het plangebied inderdaad is aangetast door de ruilverkaveling. In de meeste boringen is de bodem afgetopt tot op de Chorizont. De onderkant van het humeuze dek is erg vlekkerig en rommelig, hetgeen waarschijnlijk het resultaat is van afgravingen en grondverzet tijdens de ruilverkaveling. Het oorspronkelijke podzolprofiel is hierbij afgetopt en opgenomen in het humeuze dek. In slechts één boring is nog een deels intact podzolprofiel aanwezig. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen binnen de grenzen van het plangebied.